't Groot Achterhofken, Beplant ende op nieuw vermeerdert met verscheyden seer stichtelijcke Liedekens
(1664)–Anoniem Groot achter-hofken, 't– Auteursrechtvrij1. Zang: Daer wordt geredensift, &c.1. VAn aandacht wil ik Singen een aandachtigh liedt,
Waar door sy van ons vliedt;
Hoe datmen die behoudt, en hoemer aan kan raaken:
Want aandacht ist begin, het midden en het slot,
Waer doormen naakt tot Godt:
Waar door 't gebed ons hert ten Godsdienst gaende maaken,
En sterk kan stouwen aan; in spijt van quae gewoont,
En 's Duyvels list, die vaak ons herte komt beswaaren.
Het is een eel kleinoot, dat hier sich selven loont,
| |
[pagina 123]
| |
't Welk ieder Christen hert sorgvuldigh moet bewaaren.
En komt hy eens dien schat te missen,
By feil, van wacht:
Soo soekt en tracht'
Hy dagh en nacht
Sijn feil te kennen en door boete uyt te wissen.
2. Soo krachtigh als' ons helpt, en stuuwt den yver voort
Soo haast wordt hy verstoort:
En doet het dorre hert in naarheydt angstigh sluyten.
Een afkeer van 't gebedt (nooit nodiger als dat)
Komt 't swakke hert strax an.
't Gemoedt valt droevigh neer, en voelt sijn yver stuyten,
De hoop verdwijnt by na, 't geloof verslapt te met.
De Ziele wordt bestreen van veelerley gedachten,
En twijffelmoedigheydt, des Satans schalkste net:
Daar voor alst meest behoeft, hy 't minste sich kan wachten.
Ach was het hert staagh recht aandachtigh:
Nooit quammer uur
Die ons te suur
In 's lijdens vuur,
't Gemoedt, in 't goed', vermoeid sou maken, of aam-achtigh.
|
|