't Groot Achterhofken, Beplant ende op nieuw vermeerdert met verscheyden seer stichtelijcke Liedekens
(1664)–Anoniem Groot achter-hofken, 't– AuteursrechtvrijStemme: O mijn soete Herderinne.1. ALs een Herder hoedt sijn Schapen,Ga naar margenoot+
Soo neemt Godt oock op my acht,
'k Vrees geen kruys gewelt noch wapen,
Hy houdt om my heen de wacht
Hy de Heere eeuwigh goedt,
Matigh my behoedt en voedt.
2. O sijn gunst niet om door gronden
Heeft mijn Ziele troost bereydt
'k Heb het soete soet bevonde,
Door zijn milde goedigheydt
Hy op wien mijn hoope staet,
Mijn omhelst met sijn genaedt.
3. Doe ick gingh verkeerde wegen,
Afgedwaelt van 'slevens paen,
Toont hy sich tot my genegen,
Bracht my weer ter rechter baen,
Stierde mijne voet ter deught,
| |
[pagina 102]
| |
Daer mijn Ziel was in verheught.
4. Of ick schoon moet eensaem wesen,
Daer de doodt voor d'oogen staet,
Godt maeckt 't herte vry van vreesen,
Sterckt en hoet my voor het quaedt,
'k Vind sijn toe sicht over al,
Dies ick vrees geen ongeval.
5. Magh ick niet met recht wel boogen,
Op mijns Godes gunstigheydt,
Hy heeft voor mijns vyandts oogen,
My een reynde disch bereydt,
Rijck van oly-spijs seer fijn
Daer voor sal ick danckbaer zijn.
6. 't Sy hoe langh oock dat ick leve,
Dies mijn Ziele schept een moet,
Sal mijn Godt my rijckelijck geven,
Het geniet van alle goedt:
Eeuwelijck soo ick vast vertrouw,
Plaets ick in sijn wooningh hou.
N.G. |
|