't Groot Achterhofken, Beplant ende op nieuw vermeerdert met verscheyden seer stichtelijcke Liedekens
(1664)–Anoniem Groot achter-hofken, 't– AuteursrechtvrijToon: Serbande. Ofte:
| |
[pagina 75]
| |
Krachtig verlosser van d'eeuwige dood
En gever van een stadigh duerent rijck,
Dat nergens weerga vindt, of sijns gelijck.
Ach Heer! ach, goede God! mijn Ziele schreydtGa naar margenoot+
Na 't geen ghy alle vromen hebt bereydt.
2. Ach, Prince des levens! ach, was ick ontbonden,
Was ick ontnestelt van 't ydele vleys;Ga naar margenoot+
Was ick ontstrengelt van alle mijn sonden,
'kGaf my gewilligh en vrolijck op reys.
Ach Heer! vertreckt mijn loop der dagen niet,
Doch niet mijn wil, maer uwen wil geschied'?
Mijn hert verlanght, mijn droeve Ziele haecktGa naar margenoot+
Na uwe wooningh, die ghy hebt gemaeckt.
3. Mijn Ziele verheught sich in't peynsen en dencken
Wat ghy aen die u hier dienen met lust,
Deftige gaven, en rijckdom sult schenken,
Eeuwigh vereenigt met lieff'lijcke rust.
Ach Godt! hoe langh noch mist mijn Ziel dien staet
Van eens te treden op de goude straet,Ga naar margenoot+
Van eens te wand'len in u hellen throon,
En sien de heerlijckheydt van uwen Soon.
| |
[pagina 76]
| |
4. Almogende schepper van Hemel en Aerde,
Wackere waecker, beschouw' doch mijn standt,
Al ben ick maer assche, o hooghste in waerde,
Laet ick genieten des Hemelsche land;
Niet uyt verdienst, maer uyt gunst en genaed'
Die met u klimt tot in den hooghsten graed.
Gun my al-wijse Godt, als't lichaem sterft
Dat dan mijn Ziel u soete gunst verwerft.
5. Volmaeckte soet-schencker, wat vreughden en weelden
Sal 't hart genieten, wanneer'et besiet
Die salige Ziele, die heylige beelden,
En 'er geselschap gestadigh geniet:
Ga naar margenoot+En als Elias, die ten Hemel klam:
Als't drymael heyligh, heyligh, heyligh lam
Met sijn getrouwe schaer ons wordt getoont,
Met palm geciert, en op 'et hooft gekroont.
6. 'k Wil uwe daden, o maecker der dingen!
Na mijn vermogen, met alle geluyt,
Stadigh door bidden, door loven, en singen,
Roepen, en brommen op 't machtighste uyt,
Voor uwe weldaet en 't groote goedt
Sal u bedancken stadigh mijn gemoedt;
| |
[pagina 77]
| |
Lof, lof, o minn'lijck God van't gantsche all'
Stuert Heer mijn Ziel, en hoetse voor den vall'.
|
|