Den groten zee-held Paul Jonas
(1785)–Anoniem Groten zee-held Paul Jonas, Den– AuteursrechtvrijOp een aangename Wys.Lubec quam mijn minnen,
Met u verlof mijn Heer,
Hy speelde in mijn zinnen,
Anders vroeg hy nooit meer;
Zo minde de Een den Andere.
Wy kinderen jonk en teer,
Wy minden zo malkandere,
Met u verlof mijn Heer.
| |
[pagina 14]
| |
Toen ik verloor mijn Moeder,
Toen waer ik maer een kind;
Lubec waer mijn behoeder,
En mijn eenigste Vrind:
Niemand kwam na my hore,
Ik had geen Vrinden meer,
Ik waer een arme flore,
Met u verlof mijn Heer.
Niemant quam ons versagte,
In ’t midden van ons leet:
Ons eenige gedagte,
Ons zamen helpen deet;
Op dese plaets wy quamen,
Wy vesten ons hier neer,
Behelpende ons te zamen,
Met u verlof mijn Heer.
Wel schoonste Kind geboren,
Hebt gy geen Vrinden meer?
Hebt gy het al verloren?
Zo kiest een magtig Heer,
Op dese plaets te minne,
Zo zijt gy my wel waerd,
O schoonste Herderinne!
Weest voor Lubec vermaerd.
Wilt mijn verexcuseren,
Ik ben onder u gebied:
Ik ben een arme flore,
En ik versta dat niet;
Lubec die doet mijn minnen,
Met u verlof mijn Heer,
Hy speelde in mijn zinnen,
Anders vroeg ik niet meer.
| |
[pagina 15]
| |
U lieffelijcke reden,
hebben mijn heer doorwond,
Ik wil mijn aen u besteden,
O flore op dese stond!
In een Koets zult gy ryden,
Bekleed gaen in goud en stof;
Gy doet mijn Ziel verblyden,
Vroeg mijn om geen verlof.
Diogenes doet mijn Leren,
Die acht geen grote schat,
Hy die hem zelfs vermere,
En woonde in een Vat:
Dees’ Les heb ik onthouwen,
Men spreek van hem tot eer,
’k Zal Lubec nooit verlaten,
Met u verlof mijn Heer.
Ziet Liefde doet ons leven,
Wat is ’er beter staet?
Wie kan ons meerder geven?
Als Liefde in der daet:
Die doet ons zaem vermaken,
Wy leven Lief en teer,
Geen onrust kan ons raken,
Met u verlof mijn Heer.
Laet wan-gunst maer vry praten;
Wy agten sulke niet,
Liefdeloosheyt wy haten,
Wy roemen in verdriet:
In liefde t’zaem wy leven,
Is alleen mijn begeer,
Geen staet zo hoog verheven:
Met u verlof mijn Heer.
| |
[pagina 16]
| |
Zy bloosden t’saam in Liefde,
Door een opregte Min:
Haar ziel te zamen griefde:
Na weder-zydsche zin,
Dees hoog verheven Geesten,
Malkaar haar trouw bezweer,
Weest vrolijk by de Feesten,
Met u verlof mijn Heer.
Nooit zag ik trouwer Liefde,
Zo lang ik leef op Aard,
Gy zijt een schoone Floree;
En zijt wel Liefde waard:
En op Instrumenten meer,
En wilt dit Lied besluiten,
Met u verlof mijn Heer.
|
|