De nieuwe Hollandsen Boots-gesel, Ofte Bataviers helden-stuk
(1704)–Anoniem Groote nieuwe Hollandsche boots-gezel– AuteursrechtvrijBehelsende de voor-naamste geschiedenisse, die in 't veroveren van de Spaense silver vloot te Vigos, en in meer andere zee en veldt-slagen is voor-gevallen: als mede verscheydene vryagie, vermakelijke kluchten, herders en matroose gezangen
Op een aengename Voys.O flora Edel is u roem,
Met waerheyt kont gy niet getuygen,
Dat de Bijtjes suygen,
De Honingh uyt een bloem:
Gelooft het honingh Bijtje leeft;
Niet uyt de soete Bloemtjes die ghy geeft,
Maar door de Nectar dou,
De lipjes van Mevrou.
| |
[pagina 69]
| |
Waer op als zy laest lag in rust,
En 't honingbietje quam aldaer gevlogen,
Heeft haer montje gesogen,
En met een gekust,
Doen quam ick even op het slagh,
Daer ick het Bijtje aen haer Lipjes sag,
En dat op en neder vloog:
Den honing daer uyt soogh.
O dacht ik soete honing dief;
Nu sal u Flora heel verdoemen,
Met gy soog de Bloemen
Lipjes van mijn Lief,
Die met een soetheyt zijn vermengt,
Als wel de Roosjes zijn met douw besprengt,
O dagt ik op dat pas:
Die oock een Bytje was.
Dat ick een Honing Bytje waer,
Jck sou het strooije huys versaeken,
En mijn Nesje maeken,
Jn 't gekrulde hayr,
't gezwier om haer gekloofde kin:
En storten daer de soetste honing in;
En so konder voor mijn,
Geen liever Nesje zijn.
|
|