De groote nieuwe Hollandsche boots-gezel, ofte Bataviers helden-stuk, zynde een groot deel vermeerderd en dat met de vermakelykste melodye en min-gezangen
(na 1750)–Anoniem Groote nieuwe Hollandsche boots-gezel– AuteursrechtvrijOp een aangenaame Vois.'k Was laatst in Cerus Velden,
'k Aanzag het Groen Gewas;
De zoete Mey die kwelden,
Jk heel treurig was.
Jk was laatst in een Waranden,
'k En vond daar geen vermaak,
Alwaar myn Minne-Banden,
Wierden los gemaakt.
Jn alle myn Elenden
En alle myn verdriet,
Wis ik my niet te wenden,
Jk vond myn Liefste niet.
| |
[pagina 89]
| |
My dagt ik zag van verre,
Een schoone Herderin,
Het was myn Morgen-Sterre,
Die ontstak myn tot Min.
God groet u Herderinne,
Waar blyft gy nu zo lank,
Jk verloor schier myn Zinnen,
Myn gemoed wierd krank.
Herder staakt dog u Klagten,
Zy kwalyk spreken dorst,
Jk moest myn Schaapjes wagten,
Eer ik komen kost.
Jk nam haar by haar Handen,
Kusten haar rooder Mond:
Ach! maakt dog los myn Banden,
Dan werd ik Gezond.
t'Za laat ons wat gaan treden,
Myn Lief het moet nu zyn,
Wat zoetjes discoureren,
Aan een klaar Fontein.
Nu laat ons hier wat rusten,
Myn overschoon Godin;
Voldoed myn Minne-lusten,
Niemand zal ons zien.
Toen is zy neer gezweeken,
Door 't schieten van zyn Schigt
En doen heeft zy bekeeken,
Dat zoete Venus Wigt.
Zy kreeg twee Roode Bloosjes,
Op haare Wangen Rood,
Schoonder als Meisjes Roosjes:
Ach! haar Maagden-scshoot.
Hier lagen zy verborgen,
Agter eene groene Haag,
Tot den vroegen morgen,
Men hoorden geen geklaag.
Herder 't is tyd van scheiden,
Aurora die ryst op,
Laat ons niet langer beiden,
Jk hoor den Koekoek.
Adieu dan Herderinne,
Daar is voor uwen loon,
Een Kusje zoet van Minne,
Met den Lauwer-kroon.
|
|