De groote nieuwe Hollandsche boots-gezel, ofte Bataviers helden-stuk, zynde een groot deel vermeerderd en dat met de vermakelykste melodye en min-gezangen
(na 1750)–Anoniem Groote nieuwe Hollandsche boots-gezel– AuteursrechtvrijHet Nagtegaaltje Kleine.Al die een Lief wil Minnen,
Luistert toe in 't gemein,
Een Lied zeer cordiaal,
Luister, ik zal 't u Zingen,
Van een Kasteeltje rein,
Niet verre van Portugaal,
Zeer sterk van Fondament
Men schiet daart onvermeten,
Van dit Kasteel zeer vroet,
Die zynen naam wil weten,
't Kasteel heet Goeden Moed.
Het is met witte Gordynen,
Behangen ook voorwaar,
Van Agter en van Voor;
Geen Zon en kan 't beschynen,
Nog ook geen Maan zo klaar;
't Kasteel is na behoor;
Met Laarzen en met Spoor,
Kunt gy daar niet in trekken,
Den Jngang is te smal,
Hy moet zyn Hooft ontdekken,
Die daar in komen zal.
Die dit Kasteel ter degen,
Bemerkt en wel aanziet,
't Js van geen vreemt Fatzoen,
Geen Storm of Slag-Regen
En kan het deeren niet,
't Blyft al in eenen doen:
Maar dat Kasteel zeer koen,
Doed hem gestadig Warmen,
De Zon heeft daar geen kragt,
Zo meenig loos Allarmen,
Geschied daar in de Nagt.
Die dit Kasteel aanranszen,
Van meenig Capitein,
Met een zeer kloek Beleg,
Hy moet 'er van Verschanszen,
Al is hy nog zo rein
En Kloek in zyn
| |
[pagina 85]
| |
Gevegt;
Hy wordt gants Slap en Slegt,
Ja kragteloos bevonden,
Als een ontwapent Man,
Moet hy ten zelver stonden,
't Kasteel verlaten dan.
Meenig Stuurman ervaren,
Die weet op zyn Compas,
Te Zeilen Oost of West,
Over Nepthunis Baren,
Langs een vermaarde Kust,
Daar hy nog vind voor 't lest,
't Kasteel houd hy voor 't best
En dat uit reinder Minnen;
Js hy een Jeugdig Gast,
Hy Zeilt 't Kasteeltje binnen,
Met een opstaande Mast.
Wat ziet men daar beneven,
Meenig Constapel Koen,
Bos-Schutters abondant,
Matrozen en Zoldaten,
Die geven mee al Vonk,
Maar 't is wel haast gedaan:
Dat zoete lieve Lam,
Dat weet haar zo te voegen,
Haar Wallen zyn met kragt,
Een Laat zy binnen komen,
Twee houden daar Schiltwagt.
Die dit Kasteel aanmerken,
't Js niet gemaakt van Steen,
Van geen Yzer of Staal,
Maar 't is een Venus Diertje,
Gemaakt van Vlees en Been,
Een Maget principaal,
Dat zoete lieve Lam,
Dat weet haar zo te voegen,
Dat zy krygt op het lest,
Dan krygt zy haar genoegen,
Dat smaakt haar 't alderbest.
|
|