De groote nieuwe Hollandsche boots-gezel, ofte Bataviers helden-stuk, zynde een groot deel vermeerderd en dat met de vermakelykste melodye en min-gezangen
(na 1750)–Anoniem Groote nieuwe Hollandsche boots-gezel– Auteursrechtvrij
[pagina 80]
| |
Op een aangename Vois.Te Vlissingen leit een Jagt bereid,
Om na Oost-Jndien toe te varen,
Daar op zo rust een Cupido
En speeld op zyn vergulde Snaren.
ô! Cupido klein Venus Wigt,
Hoe blinken u vergulde Snaren,
Zy zyn Gekrult in haare Schoot,
Hoe genoeg'lyk is 't daar in te varen.
De eerste Maagt die daar na vraagt,
My dogt ik zag de Duinen blinken,
Het was een Eiland van de Vrouw,
Van vreugt deed zy myn jonk Hert zinken.
Wat mag dat voor een Eiland zyn,
Wat mag het voor een Eiland wezen,
Het was een Eiland van de Vrouw,
Dat door de Minnaars werd geprezen.
De Maan die scheen, De Zon verdween,
Het zyn de Sterren die ons ligten,
De Mast aan stukken de Spriet aan twee
En nog en wilde wy niet zwigten.
Aan de Kaap Hoorn wilt verstaan,
Daar de Meisjes dagelyks verkeeren,
Al in het Huis de blaauwe Haan,
Daar de wyze staag converseren.
Als wy dan komen in 't Jndies Land,
Hoe lustig willen wy dan ageeren,
Des Morgens te vrybuiten gaan,
Tegens de Zwarten Schermutseeren.
Als wy dan komen in 't Vaderland,
Hoe lustig willen wy dan zwieren,
Des Morgens in den Brandewyn
En daag'lyks in de goede Bieren.
Adieu gy Utregtsze Meisjes al
En wilt dit Liedjen wel gedenken:
Maar wy en scheiden nog niet van hier,
Een Glaasje willen wy eerst Drinken.
|
|