De groote nieuwe Hollandsche boots-gezel, ofte Bataviers helden-stuk, zynde een groot deel vermeerderd en dat met de vermakelykste melodye en min-gezangen
(na 1750)–Anoniem Groote nieuwe Hollandsche boots-gezel– AuteursrechtvrijOp een aangename Vois:Truytje myn zoete Engelin,
Gy zyt de geen die ik Bemin,
Och! laat my maar een Kus van u genieten
En dat al door de Minne-smert,
Laat Cupidootje in u Hert
Zyn Minne-pyltjes schieten,
Truytje myn Lief.
Dochter.
Wie hoor ik Klagen voor myn Deur,
Myn dunkt het is myn Serviteur,
Hy zoekt een Lonkje van myn Min t' ontfangen,
Jonkman en zegt my voor het minst,
| |
[pagina 54]
| |
Wat dat 'er is tot uwen Dienst;
Waar na is uw verlangen:
Frisze Gezel.
Jongman.
Schoon Liefje van het Aards Toneel,
Jk had u garen tot myn Deel,
Voor u is al myn Klagen, Zugten, Kermen;
Helpt uwen Minnaar uit den Nood,
Hy zal u trouw zyn tot 'er Dood,
Ey! wilt hem dog ontfermen,
Truytje myn Lief.
Dogter.
Al de Jonkmans getrouwigheid,
En duurd niet langer als men Vryd,
Maar als men Getrouwt is en komt uit de Kerken,
Dan is 't jou helsche Duivelin,
Jou magere Teef en jou Vuilin,
Jou Pekel-Hoer, jou Verken,
Stinkende Hond.
Jonkman.
Eer zal verduisteren de Maan,
En ook de woeste Zee vergaan,
Eer ik myn Trou myn Lief ooit zal veragten:
ô! Neen myn alderliefste myn,
Helpt uwen Minnaar uit de pyn,
Steld dit uit u Gedagten,
Truytje myn Lief.
Dochter.
Jonkman is het dan al gedaan,
Kom, laat ons dan te zaamen gaan,
Daar is op Trouw, myn Lief myn Wel-beminden,
Door myn Minnaars getrouwigheid,
Heb ik myn zelven nu bereid,
Om myn te gaan Verbinden:
Wellekom Vriend.
Jonkman.
Ach! liefste Lief tot onderpand,
Kom geef myn maar u regter Hand,
Op dat ik u een Kus daar op mag geven,
Jonkman als het is met fatzoen,
Laat ons dan nu uit Liefde koen,
Jn vreugden t'zamen Leven,
Wellekom Vriend.
|
|