De groote nieuwe Hollandsche boots-gezel, ofte Bataviers helden-stuk, zynde een groot deel vermeerderd en dat met de vermakelykste melodye en min-gezangen
(na 1750)–Anoniem Groote nieuwe Hollandsche boots-gezel– AuteursrechtvrijStem: Wilhelmus van Nassouwen.Wanneer men heeft geschreven,
Duizent zes hondert Jaar,
t'Negentig daar beneven,
Den derden July klaar,
Zeilden wy met genugten,
Van Portsmuiden de Ree,
Men hoorden vreemt gerugten,
Wanneer men kwam in Zee.
| |
[pagina 50]
| |
't Was op Middag wilt weten,
Dat men den Vyand zag,
't En dient ook niet vergeten,
Terstond de blaauwe Vlag;
Die joeg haar na zeer spoedig,
Tot Zonne Ondergang,
Den tiende July goedig,
Zag menze in een rang.
Elk ging zyn Anker ligten,
Het Schut raakten te Boort,
Men ging ons onderrigten,
Gelyk als dat behoord
En Zeilden met genugten,
Na den Fransman verstaat,
Het welk ons deede zugten,
Door Herbers boos verraad.
Ons Admiraal met manieren,
Die heeft als een vroom Held,
Zyn Vloot daar doen rangeeren,
Jn Slagorder gesteld,
Ons Vies-Admiraal wilt weten,
Was Callenberg dien Held,
Hy heeft hem wel gekweten,
Al op Nepthunus Veld.
En Karel van der Putten,
Onzen Vies Admiraal,
Om 's Vyands Magt te stutten,
Vreest hy geen Vuur nog Staal,
'k Hoop God zal hem bewaren,
Voor het Vyands gebroed,
Die hem uit het bezwaren,
Genadig heeft behoed.
ô! Schey ik moet u roemen,
Als een vroom Schout by Nagt,
Daar zag men u af komen
Tegen de blaauwe Vlag,
Men hoorden u Kartouwen,
Zo meenig Slag op Slag,
't Was vreugd om te aanschouwen,
Als men hem wyken zag.
De Dood moet ik beklagen,
Van onze Schout by Nacht,
't Was Brakel, oud van dagen,
Die Vuur nog Vlam ontzag;
Maar den Vyand bloedgierig,
Heeft hem ter neer geveld,
God wil zyn Ziel bestieren,
Boven in 's Hemels veld.
Jk moet nu ook verklaren,
Van deze vromen Held,
Die op Nepthunus Baren,
Hem in Slagorder steld,
Het was Jan Dyk van Hooren,
Den vroomen Held zeer groot,
't Leven heeft hy verlooren,
Door een droevige Schoot.
En van der Zaan wilt weten,
Als een vroom
| |
[pagina 51]
| |
Man getrouw,
Die heeft hem wel gekweten,
Al voor het Huis Nassouw,
En Kuyper van gelyken,
Die heeft hem wel gesteld,
Zonder een streek te wyken
Voor het Vyands geweld.
Taalman vogt mee zeer moedig
Zyn lof diend ook gezeit,
Daar op kwam Zwaan zo spoedig
Zyn Vleugels wyd uitspreid
En Dekker, Oud van dagen,
Liefhebbers van Nassouw,
Noorthey moet ik beklagen,
Zyn Dood maakt groote rouw.
Van der Goes wil het weeten,
Dien vroomen Heer valjant,
Zyn Lof diend niet vergeten,
Hy Sloeg aan elken kant,
Zo lang hy werd genomen,
Al van den Franschen Haan,
Dertig Man zyn 't ontkomen,
De anderen zyn gevaan.
Van Zyl die zag men streven,
Tot 't einde van den dag;
Het Kalf daar beneven,
Den Boer niemand ontzag,
En Pieterson verheven
En de Covent en Snel,
Hebben 't niet op gegeven,
Maar Sloegen even fel.
Callenberg zeer moedig,
Al op het Houte Paart
En van der Poel zeer bloedig,
Toonden hem onvervaard,
Mosselman van gelyken,
Al zo dit Lied vermeld,
En zag men niet bezwyken,
Voor het Vyands geweld.
By de Engelsche ontrouwe,
Was eenen Admiraal,
Men mogt het wel onthouwen,
Hy liep van ons egaal,
Harbert was den Verrader,
Die liet ons in den Nood,
Jn plaats hy was ons Vader,
Zo schoot hy niet een Schoot.
Want hy had voorgenomen,
Ons te brengen in Rouw,
Maar God, door zyn vermogen,
Redden ons uit benouw;
Doen zag men hem verflouwen,
Zo ras hy kwam te Land,
Daar wierd hy vast gehouwen,
Als een Hond aan den Band.
Wilt God den Heere loven,
Voor zyn getrouwigheid,
Want hy kwam haast van boven,
Die
| |
[pagina 52]
| |
Ziel en Lichaam scheid;
Hy redden ons uit haar handen,
Al van den Vyand snood,
Heer brengt ons weer te Landen,
Al in ons Vaders Schoot.
Beroemde Bataviere,
Al van het Huis Nassouw
En blyft met goe manieren,
Het Vaderland getrouw,
By van der Zaan wilt weten,
Js 't Lied in 't net gesteld;
't Schips naam diend niet vergeten,
Js d'Agatha vermeld.
|
|