De groote nieuwe Hollandsche boots-gezel, ofte Bataviers helden-stuk, zynde een groot deel vermeerderd en dat met de vermakelykste melodye en min-gezangen
(na 1750)–Anoniem Groote nieuwe Hollandsche boots-gezel– AuteursrechtvrijStem: Wel Mieke stout, enz.Wat vreugden groot,
Hoord men aan alle zyden,
Wilt u nu dog verblyden;
Want de Zilvere Vloot,
Js uit de Fransche hand:
Roept Viva aan alle kant,
Haar beste Oorlog Schepen,
Die ze meenden weg te slepen,
Hebben wy Verbrand.
Onze Vloot kwam
Al op de Spaansze Kusten
En dat met groote lusten,
Men couragie nam,
Om de Zilvere Vloot
En Fransche Schepen groot
Te Nemen of te Branden
En dan ook mee te Landen,
Schoon men nog zo Schoot.
Voor Vigos lag,
De Fransche Schepen alle,
Aan weerzey sterke Wallen
En daar by men zag,
Een groote Ketting daar,
Die daar gespannen waar,
Om daar niet by te komen,
Maar wy Zeilden zonder schromen,
Die haast van malkaar.
't Kanon geplant,
Schoot magtig op ons Schepen,
Maar wy hebben gesmeeten,
Haar wel haast van Strand;
Men kreeg haar Battery
En het Kanon daar by,
Zo dat de Spaansze en Franszen,
Wel haar haast moesten verschanszen,
Wildenze gaan vry.
| |
[pagina 10]
| |
Zy stelden haar,
Op 't Land doen aan het lopen,
zy waren buiten hopen
En wy haar doen naar,
Het Land in met gezwint,
En zien of men ook vind,
Het Zilver dat zy daare,
Hadden weg gestiert voorwaare,
Dat men dat ook vind.
Het schrikkelyk Vier,
Dat men zag op de Schepen;
De Fransche heel benepen,
Riepen om Kwartier,
Men vogt aan alle kant,
Men stak daar in den Brant,
Negen Schepen te gaare,
En vier stieten ook aldaare,
Aan stukken tegen Strand.
Wy namen daar,
Zes kloeke Schepen mede,
Die men zal zoeken heden,
Mee te brengen klaar,
Zo dat de Fransche Vloot
Negentien Schepen groot,
Gebrand zyn en genomen,
Daar is 'er niet een ontkomen,
Van haar Oorlogs Vloot.
Doen heeft men klaar,
Nog elf Zilver-Schepen,
Met eene weg gaan slepen,
Die nog lagen daar
En zes raakten in Brand,
En aan stukken tegen Strand,
Maar men hoopt nog gewisze,
Het Zilver daar uit te Viszen,
Voor ons abondant.
Zo dat wy daar,
Hebben met groote glory:
Gekregen nu Victory,
Het een voor en naar:
Wy hebben hier te Land,
God dank de overhand,
Zo heerlyk mee gekregen
En den Vyand af geslegen,
Van ons Vaderland.
Men mag met regt,
Nu wel Victorie branden,
Met vreugde in ons Landen,
Gelyk als men plegt:
Roept nu Victorie groot,.
Heeft gekregen onze Vloot
En ons Leger ook meden,
Heeft gewonnen sterke Steden,
Door haar Kruit en Loot.
Zo ziet men dat,
De Hoogmoed komt te vallen,
Den Fransman dogt ons en alle,
Maar te krygen vat:
Maar men ziet t' alle kant
Te Water en te Land,
Dat men zo komt floreeren,
Gedankt is den Heer der Heeren,
Voor zyne Bystant.
Wat zullen daar,
Soldaat en Bootsgezellen,
Het
| |
[pagina 11]
| |
Buit-geldetje tellen,
Daar onder malkaar;
Z[a] Vrouw en Vrysters zoet,
Houd nu maar goede moed,
Gy sult haast voor 't verlangen,
U Beminde Lief ontfangen,
Met een Kist vol Goed.
|
|