De groote nieuwe Hollandsche boots-gezel, ofte Bataviers helden-stuk, zynde een groot deel vermeerderd en dat met de vermakelykste melodye en min-gezangen
(na 1750)–Anoniem Groote nieuwe Hollandsche boots-gezel– Auteursrechtvrij
[pagina 7]
| |
Voyse: Wanneer de Zon zyn Paarden ment.In 't Jaar zeventien hondert klaar
En twee, hoord myn vermaan,
Augustus drie en twintig voorwaar,
Kwamen wy voor Cadix aan:
Wy lieten ons Ankers vallen,
Al met de heele Vloot
En niemand van ons allen
En Schoot daar eenen Schoot.
Dit duurden drie dagen, wilt verstaan,
Wy deeden niemendal;
Doe zyn de Zoldaten aan 't Land gegaan,
Al aan de Spaansze Wal
En hebbe Rottegen ingenomen,
Dat was haar eerste Stee,
Porte Mary sonder schroomen
En Porte Rojaal ook mee.
zy hebbent daar alles genomen van daan,
Ja alles tot eenen duit,
Wy hebben 't in de Schepen gelaan,
Het was een schoone Buit,
Doe hebben zy 't zonder schromen,
Gestoken al in den Brand,
De Zoldaten aan Boort gekomen,
Doe staken wy haast van Land.
Wy lagen daar wel ses Weken omtrent,
Doe Zeilden wy daar van daan,
Wy kwamen voor Vigos pertinent,
Daar Zeilden wy weer op aan,
October drie-en-twintig, wilt weten,
Toen Zeilden wy daar op in,
Wy hebben het Anker gesmeten
En maakten een goed begin.
Maar 's anderendaags, hoord myn vermaan,
Doen Zeilden wy dieper in,
Doe zyn de Zoldaten aan 't Land gegaan,
Dat was een goed begin,
Doen Zeilden wy, 'k zal 't u zeggen,
Jn
| |
[pagina 8]
| |
den Morgenstond rood,
Doen vonden daar wy leggen,
De Spaansze Zilver-Vloot.
Den Admiraal pasjaarden aldaar,
Wie daar na toe zou gaan,
Vyf Engelsche Schepen waren daar klaar,
Drie Rotterdammers, hoord aan,
Zo Zeilden wy met ons agten,
Regt na de Vyand voor uit,
Wy braken een Vlot met Masten,
Dat voor haar lag voor uit.
De Zoldaten zyn aan 't Land gegaan,
Die maakten het eerste begin,
Zy namen drie Capiteins gevaan
En namen de Forten in,
Zy lieten straks afwajen,
Een Engelsche Vlagge hoord,
Doe gingen wy onze Roers drajen,
De Spanjaarden aan Boort.
De Heer Vies Admiraal aanhoord,
Al van de Roode Vlag,
Die kreeg straks een Brander aan Boort,
Zo dra hy binnen lag,
Maar hy gelyk de Vroomen,
Koos straks een ander Schip,
Hy deed den Vyand schromen
En bragt haar in de Knip.
En ons Vies Admiraal valjant,
Van Rotterdam, hoord aan,
Die toonden hem ook heel konstant,
Tegen zyn Vyand te Slaan;
Hy heeft daar straks genomen,
Een Oorlogs-Schip heel groot:
Nu mogen de Franszen wel schromen,
De Spanjaarts zitten in nood.
En Capitein Van der Poth vermaart,
Vogt als een Leeuw verwoed
En dat al op zyn Houte Paard,
Hy gaf zyn Volk goe Moed,
Hy zey Courasy lustig,
t'Za Mannen weerd u nou,
Den Vyand raakten vlugtig,
Hy nam vier Schepen gou.
En Wassenaar dien vroomen Held,
Die hield hem mee constant,
Hy was mee als een Leeuw in 't Veld,
Al tegen den Vyand,
Hy heeft daar mee ook genomen,
Al met zyn Sloep hoord aan,
Een Galjoen zonder schromen,
Wel kostelyk Gelaan.
Den Admiraal van Spanjen groot,
Die was haast in den Brand,
Wy ruweneerden de heele
| |
[pagina 9]
| |
Vloot
En joegender veel op Strand,
Daar gingen wy uit halen,
Veel kostelyke Waar,
Veel Huiden, Kisten en Balen;
Campechie-Hout was daar.
Looft nu al samen dan den Heer,
Die Varen met 't Schip Dort,
Zo geeft hy ons zyn Zeegen meer,
Hy helpt ons haast weer vort,
En God zal ons dan geven,
Hier na het Hemels Lot,
Ons Capiteins Naam verheven,
Js Barent van der Poth.
|
|