| |
| |
| |
Herinneringen van een Radio-reporter
door Bob Wallage
‘Goedemiddag, luisteraars!
Wij bevinden ons op het ogenblik met de radio-microfoon op de Handelskade in Amsterdam, waar vele honderden belangstellenden bij elkaar gekomen zijn om getuige te zijn van het vertrek van onze grote wal visvaarder, de ‘Willem Barentsz’, die over enkele ogenblikken zijn eerste grote reis naar de verre Zuidelijke IJszee beginnen gaat. Zojuist heeft...’
Kijk, dat zijn de woorden die waarschijnlijk heel wat jonge lezers en lezeresjes zich zullen herinneren en voor mij behoren deze woorden tot mijn vele herinneringen als radio-reporter, waarover ik jullie graag eens wat vertellen wil.
Vele honderden malen stond immers die radio-microfoon, waarin en waarmee ik verslag uitbracht van belangrijke gebeurtenissen, overal in Nederland opgesteld. En waar dat ook was: op Schiphol of aan het strand in Scheveningen, in de N.O. Polder of in Zeeland, in het Koninklijk Paleis te Soest of in het Rotterdamse Feyenoord-Stadion, maar ook op een van de kaden van Antwerpen of midden op een druk plein in Kopenhagen, overal begon ik met die bekende uitdrukking, die trouwens door de radio-reporters van àlle andere landen gebruikt wordt: ‘Luisteraars, wij bevinden ons...’
Er was een tijd, waarin uitsluitend de krant het nieuws over gebeurtenissen in Nederland en daarbuiten bij de mensen bracht, maar daarin is nu al jarenlang verandering gekomen door de radio. Want ook de radio-reporter of microfoon-verslaggever trekt er in gezelschap van een radio-technicus op uit om belangrijke gebeurtenissen, die meestal van te voren aangekondigd zijn, bij te wonen en we kunnen gerust zeggen, dat de dagbladverslaggever aan de radio-reporter een lastige concurrent heeft gekregen!
Om te beginnen, de radio-reportage
| |
| |
is vlugger in de huiskamer dan de krant. De dagbladverslaggever kan alleen vertellen hoe het geweest is en wat er gebeurd is, maar de radio-reporter geeft verslag van de gebeurtenis op het ogenblik zelf dat die plaats heeft. En dat is niet het enige verschil! Wie over een bepaalde gebeurtenis schrijft, heeft alleen het geschreven woord tot zijn beschikking en in het gunstigste geval een foto, waarmee hij iets kan laten zien. De radio-man daarentegen kan de reportage, dus zijn verslag, veel levendiger en dus ‘echter’ maken door de geluiden, die er bij de gebeurtenis te pas komen, te laten horen. Om nu maar even bij dat vertrek van de ‘WilIem Barentsz’ te blijven: hij laat, door middel van zijn microfoon, het stampen van de machines horen, het snerpen van de stoomfluit, de laatste bevelen, die geroepen worden, het gejuich van de mensen bij het vertrek en dat soort dingen meer.
Dàt is het grote voordeel van de radio-reportage, die de gebeurtenis, waar en wanneer die ook plaats vindt, compleet in je huiskamer brengt.
Alvorens ik nu ga vertellen over enkele leuke en interessante radio-reportages, waarvan de aantekeningen en bijzonderheden in mijn notitie-boekje (en in mijn hoofd) staan, moet ik eerst iets zeggen over de twee manieren, waarop zo'n reportage tot stand komt, nl. de rechtstreekse reportage en de reportage, die eerst op platen wordt opgenomen, daarna ‘gemonteerd’ en dan uitgezonden.
***
| |
| |
De rechtstreekse uitzending, is het radio-verslag van een gebeurtenis op hetzelfde ogenblik waarop deze plaats vindt en de ‘opname-uitzending’, waarbij de reportage eerst op gramofoonplaten wordt vastgelegd, (tegenwoordig meestal op een speciale geluidsband), dient om pas later te worden uitgezonden.
Verreweg het eenvoudigste is de eerste manier, de rechtstreekse dus. Daartoe komen allereerst de mannen van de P.T.T., de telefoondienst, in actie. De radiostudio heeft de P.T.T. doen weten, dat er op dié en dié plaats om precies zó laat een microfoon zal worden geplaatst voor een radio-reportage, dus b.v. Maandagmiddag om 3 uur op de Pier in IJmuiden, op de stoep van het Paleis Soestdijk of midden op de Dam in Amsterdam.
De P.T.T. zorgt er dan voor, dat er een telefoonaansluiting komt van die aangegeven plaats met de studio in Hilversum.
Is dat eenmaal gebeurd, dan heeft de radio-reporter al spoedig ‘contact met Hilversum’. Hij kan op de plaats van zijn uitzending dus telefonisch spreken met de technicus, die in de studio ‘aan de knoppen’ zit en die de uitzending moet regelen. Die meneer wordt de geluidstechnicus genoemd.
Het gesprek, dat deze twee heren voeren is maar kort. Het gaat om twee dingen: of de verbinding goed is en over hoeveel minuten of seconden de reporter ‘beginnen kan’. Dikwijls kan de reporter gebruik maken van een lichtsignaaltje, door een kleine handle over te halen; de technicus in Hilversum antwoordt op dezelfde manier, met een rood lichtje, dat plotseling gaat gloeien, en op dat sein kan de reporter beginnen:
‘Goedemiddag, luisteraars, wij bevinden ons met de microfoon...’ enz. Vanaf dat ogenblik ‘luisteren’ de microfoons in Hilversum en via de radio-zender gaan de woorden van de radio-verslaggever de ether in en de luisteraars, niet alleen in Nederland, maar overal ter wereld, ook op zee, kunnen hem horen. Daarbij moet je bedenken, dat ook alle andere geluiden dan die van zijn stem, die in de buurt van de microfoon van de reporter gemaakt worden, ‘in de uitzending komen’.
Soms, zelfs meestal, is dat ook de bedoeling. Toen ik tijdens het bezoek van de toenmalige Engelse minister Churchill eens met de microfoon op de Dam stond en juist gezegd had:... ‘en hier, luisteraars op deze historische en traditie-rijke Dam’, begon nèt het prachtige carillon van het Koninklijke Paleis te spelen. Ik maakte mijn zin af en zweeg toen even, waardoor het mooie klokkenspel van de beiaardier, meneer Vincent, in alle huiskamers te horen was.
Een andermaal, toen wij met de microfoon bij het al straks genoemde vertrek van de walvisvaarder ‘Willem Barentsz’ stonden, begonnen allerhande boten in het IJ te fluiten en dat was nou juist prachtig om een levendige indruk te geven van de omgeving.
Maar toen ik bij de planting van een ‘vrijheidsboom’ in een Amsterdams park stond en een jonge man onder het publiek, toen hij een vriend ontdekte, die ook stond te kijken, heel hard schreeuwde: ‘Ha, die Karel!’... was het niét de bedoeling, dat die woorden in alle huiskamers zouden klinken, maar ... het was al gebeurd, want de microfoon had ze opgevangen!
Voor het samenstellen van verschillende radio-reportages, die om een of andere reden niet rechtstreeks kunnen worden uitgezonden, maakt de radio-reporter, zoals ik al zei, gebruik van de mogelijkheid om die reportages eerst op platen vast te leggen. Hij heeft dus de redevoeringen bij een bepaalde ‘gelegenheid’ opgenomen en hij heeft bovendien plaatopnamen laten maken van de verschillende geluiden en van de muziek, die er ten gehore gebracht is. Nu volgt de ‘montage’, het schikken, samenvoegen en tot één geheel verbinden van de verschillende stukjes, waaruit de reportage wordt samengesteld. En ik kan jullie verzekeren: dat is een zenuwslopend werkje, dat de radio-technicus en de reporter menig zweetdruppeltje kost!
| |
| |
Gedurende enkele jaren heb ik in de studio te Hilversum eindeloze uren besteed aan het ‘monteren’ en ik herinner mij dat een technicus en ik eens ongeveer tien uur aan één stuk gewerkt hebben vooreen uitzending, die twintig minuten duurde!
Zoals moeder in de keuken worstelt met allerhande sausjes, kruiden en andere lekkere dingen om een bijzonder gerecht op tafel te brengen, zo zijn reporter en technicus in de studio achter een deur, waarop ‘verboden toegang’ staat, urenlang bezig met het mengen en schikken, onderbreken en aaneenvoegen van stukjesplaatopname, om, na afloop van hun werk, met een smakelijke reportagemaaltijd voor de dag te komen.
Laat mij nu eens één voorbeeld geven, hoe een redevoering van een minister bijvoorbeeld, die een kwartier duurde, in ongeveer één minuut zendtijd begrijpelijk wordt weergegeven. De reporter kondigt aan: ‘... En dan luisteraars, neemt de minister van Landbouw het woord en zegt:...’ Op dat ogenblik draait de technicus een stukje plaat, waarop wij de minister aan het woord laten. Na ongeveer dertig seconden laat hij de stem langzaam verdwijnen (‘uitfaden’ heet dat) en we horen de reporter weer: ‘Vervolgens wees de bewindsman op de grote betekenis van deze tentoonstelling en de hij eindigde zijn rede aldus...’ Dan heeft de technicus de stem van de minister weer laten ‘opkomen’ en de luisteraars horen het slot van de rede met het daarop volgende applaus.
Nu is dit een voorbeeld van eenvoudige montage, maar zodra de reporter op een bepaald ogenblik passende muziek wil ‘infaden’ of andere geluiden wil mengen met het gesproken woord, wordt het moeilijker.
Samen staan reporter en technicus gebogen over de draaitafel ‘terug te luisteren’. Zij draaien dan eerst àlle gemaakte opnamen door. ‘Stop hier!’, roept de reporter plotseling en op dat ogenblik drukt de technicus een vet kleurenpotlood op de plaat, waarop door het ronddraaien direct een gekleurde cirkel ontstaat. Dat is dan later de plaats waar de stem wordt ‘afgezwakt’.
Op deze wijze is het mogelijk om in een zogenaamd ‘actualiteiten-programma’ van b.v. één kwartier, drie of vier verschillende gebeurtenissen ‘in de huiskamer’ te brengen. De overgang van de ene gebeurtenis naar de andere kan dan door een gongslag telkens worden aangegeven.
Het gebeurde in 1947, dat ik opdracht kreeg een uitzending van een half uur samen te stellen, getiteld ‘Vakantie in Nederland’. Veertien dagen lang trok ik er met de reportage-wagen op uit. Overal in ons land maakte ik opnamen, op de kaasmarkt in Alkmaar, in de grotten bij Valkenburg, op Walcheren en op Texel, bij de vennen in Drente en de kastelen in Gelderland. De stapel platen bij mijn terugkeer was bijna een meter hoog! Twee maal 24 uur waren de technicus en ik aan het monteren en toen ging de reportage ‘er uit’!
En dan te bedenken, dat een luisteraar op dat ogenblik aan de knop draait en zegt: ‘hè nee, ik wil dansmuziek horen,’...
| |
| |
Wanneer ik nu, een paar leuke of boeiende herinneringen ophaal uit mijn praktijk als radio-reporter, dan denk ik in de eerste plaats aan de dag waarmee iedere week begint: de maandag.
O, die maandagen op het kantoor van de reportage-afdeling, waarop ik uit de aangekondigde gebeurtenissen van de komende week (allemaal genoteerd, soms al weken van te voren, in de reportage-agenda) een keus moest doen! Laat eens zien:
Gouda: planting van een ‘vrijheidsboom’ ter herinnering aan de bevrijding. Scheveningen: opening van het badseizoen met wedstrijd wie het eerst in zee is. Breda: de burgemeester, elders benoemd, neemt afscheid. Amsterdam: aankomst van de Amerikaanse filmster X op Schiphol. Amsterdam: ambachtsschool bestaat 25 jaar, de minister spreekt. Rotterdam: grote vee-tentoonstelling wordt officieel geopend...
Oef! Heus geen dooie week! En wat is nu het belangrijkste? Wat moeten we nu nemen voor het a.s. radio-journaal? Rotterdam vindt zijn vee-tentoonstelling het belangrijkst en Breda zijn scheidende burgemeester.
In ieder geval die filmster op Schiphol maar, dat hoort iedereen graag.
Ach, dat Schiphol! Die trotse en altijd zo verrassende wereld-luchthaven, waar het leven nooit tot rust komt.
Clark Gable uit Hollywood: ‘Opgelet, opname over vijf tellen’.
‘Hello, Mr. Gable! Was u tevreden over uw laatste film? Staat er al een nieuwe op de plank? Hoe lang blijft u in Nederland’...
Een hartelijke stem. Lachen, handdrukken, bloemen.
Toespraak als ontvangst-redevoering van een meneer uit de Nederlandse bioscoop-wereld. En tweehonderd meter verder op het platform staat de reportagewagen en daarin zit de technicus alles te ‘snijden’ op de plaat.
Hoe vaak heb ik met de microfoon op Schiphol gestaan? Honderd maal? Tweehonderd keer? Ik weet het niet. Maar één ding weet ik wel: naar Schiphol ging je altijd hals-over-kop, in een taxi, of met de radiowagen. Want altijd kwam er iemand onverwacht aan. En dan gebeurde het vaak, dat je anderhalf uur kon wachten, want het vliegtuig bleek vertraging te hebben.
Op Schiphol heb ik leren wachten.
En ga er eens op je gemak heen, omdat je denkt tijd in overvloed te hebben! Dan blijkt, dat je beroemdheid net een half uur eerder is aangekomen, omdat de wind zo gunstig was en als je klaar staat is hij al lang verdwenen...
***
Beroemdheden van allerlei slag heb ik op Schiphol voor de microfoon mogen interviewen: Winston Churchill, de toenmalige eerste minister van Engeland, (compleet met sigaar) en Trygve Lie, de secretaris-generaal van de U.N.O., Maurice Chevalier, de Franse cabaret-zanger en Tyrone Power, de Amerikaanse filmster, Prins Bemhard na een grote buitenlandsereis en de Duitseschrijver Thomas Mann, beroemdheden, áls maar beroemdheden, uit de wereld van het zakendoen of die van de wetenschap, de Kunst of de Sport. Een onafgebroken reeks, uit alle delen van de wereld. ‘Opgelet, opname over vijf tellen’...
Een bron van verrassingen en teleurstellingen, dàt is Schiphol voor de radioreporters.
Eens, het was in dagen van grote spanning in de wereld, arriveerden op Schiphol twee beroemde Engelse ministers. Wat hadden we gewacht en wat duurde het lang! Eindelijk, ja, daar loeide de sirene! Het vliegtuig uit Londen. Alle journalisten en persfotografen sprongen op van hun kopjes koffie in het restaurant en vlogen het platform op. Ik stond bij mijn microfoon en alle anderen stonden er omheen. Een hoeraatje: de ministers. Wat zouden wij te horen krijgen? Schokkend wereldnieuws? De oudste minister liep, de andere naast hem, glimlachend naar de microfoon en terwijl de reporters met hun blocnote klaar stonden zei hij:
| |
| |
‘Ik wens alleen te zeggen, dat mijn collega en ik verheugd zijn in uw vriendelijk land te zijn aangekomen. Hij kwam uit Parijs, ik uit Londen. We gaan nu samen naar Berlijn. En nu is het tijd om koffie te drinken. Good bye’...
Dat was alles. Daar hadden we uren op gewacht. De journalisten hadden dus niets, want het gesprokene was niet eens belangrijk genoeg voor de krant.
Maar ik had iets om uit te zenden: zijn stem. Die voor de eerste maal in Nederland klonk.
***
Je kunt je voorstellen, wat het voor een radio-reporter betekent om ‘in zijn microfoon’ de stem te krijgen van iemand van grote naam of faam, van iemand die iédereen kent, maar die men nog nooit heeft horen spreken. En aan zó'n belevenis bewaar ik een heel bijzondere herinnering.
Tenslotte is het zo, dat iedere verslaggever van dag- of weekblad, iedere persfotograaf, maar ook iedere radio-reporter hoopt op het Wonder, het Geluk, dat juist hèm, als enige, getuige laat zijn van iets heel bijzonders. De dagblad-verslaggever noemt dat zijn ‘primeur’, een woord dat eigenlijk ‘eerste’ en in dit geval ‘eerste bericht’ betekent en de persfotograaf beschouwt het als het ‘plaatje van het jaar’, als hij bij toeval de foto kan maken van de plotselinge gebeurtenis waar hij alleen bij was.
Het gebeurde in de zomer van het jaar 1946, dat ik met de radio-reportagewagen van Hilversum onderweg was naar Utrecht. Daar vond een lustrumfeest plaats van de Utrechtse studenten, een feest, dat zich ten dele in de openlucht en voor een deel in enkele zalen afspeelde en waarvan ik een paar opnamen zou maken. Wij wilden die gebruiken in het ‘radio-journaal’, dat aan het einde van de week werd uitgezonden en dat enkele actuele gebeurtenissen van de afgelopen week ‘in de huiskamer’ zou brengen.
Wij zaten met z'n drieën, - de geluidstechnicus,
die ook wel de ‘opname-technicus’ wordt genoemd, de chauffeur, die zijn assistent is en ik in de cabine van de reportage-wagen.
Men zegt wel eens, dat men ‘over koetjes en kalfjes’ praat, wanneer er gewoon maar wat gezellig gebabbeld wordt, maar ons gesprek kwam plotseling op paardjes, want toen we vrij dicht in de buurt van het koninklijk paleis in Soestdijk kwamen, zei de chauffeur: ‘Vanmorgen, toen ik onderweg was naar de studio, reed ik hier ook en toen hoorde ik dat het kleine paardje van Prinses Beatrix een veulentje heeft gekregen!’
Ik veerde direct op. ‘Wat zeg je?! Een veulentje? Maar zouden we dan niet proberen daar wat meer van te weten te komen en, als het kan, een een korte uitzending maken?’
Iedereen was dadelijk geestdriftig, want dat zou nu eens een leuke ‘primeur’ zijn, maar ... zouden wij zó maar plotseling in het koninklijk paleis met de microfoon kunnen binnenkomen? Zeker, ik had al talloze malen een reportage in het paleis gemaakt
| |
| |
en voor de koningin en de prins was ik dus op de duur geen onbekende meer, maar bij iedere bijzondere gelegenheid was dat toch allemaal van te voren schriftelijk geregeld en het idee om nu maar zonder enige afspraak gehoor te vinden, was wel een beetje griezelig.
Maar ik had het straks toch over het Geluk voor de verslaggever?
Nou dan, we kwamen even later aan bij het grote tuinhek van het paleis, waartwee indrukwekkende soldaten de wacht houden, en we parkeerden de grote reportagewagen aan de kant.
Ik stapte uit en juist op het ogenblik, dat ik naar de wacht-commandant wilde gaan, kwam er uit de oprijlaan een open jeep en daarin zat, naast een soldaat... prins Bernard aan het stuur.
Dat is de kans van je leven! dacht ik en ik liep op de jeep af, die nu stopte. Aan het gezicht van prins Bernard zag ik, dat hij mij herkende en ik viel meteen met de deur in huis:
‘Hoogheid, neemt u mij niet kwalijk, dat ik u even aanspreek, maar wij zijn met de reportage-wagen onderweg naar Utrecht en nu hoorde ik zoëven, dat het paardje van prinses Beatrix een veulentje heeft gekregen. Zoudt u mij willen toestaan daar een korte radioreportage van te maken? De luisteraars zullen dat natuurlijk bijzonder leuk vinden!’
Eén seconde wachtte ik vol spanning af, maar direct al maakte prins Bernhard een einde aan die spanning, want hij begon hartelijk te lachen en zei:
‘Jullie radiomensen weten nou letterlijk altijd alles direct, ik moet zeggen, dat ik u heel actief vind, hoor!’ En meteen liet de prins er op volgen:
‘Nu, vooruit dan maar! Weet u wat u doet? Achter het paleis, in de speelweide is Irene op het ogenblik. Beatrix zit nu op school. Gaat u dan maar met uw microfoon naar de speelweide, dan kunt u met Ireentje wel even praten over het veulentje. Ik zal haar laten waarschuwen, dat u komt!’
Het Grote Geluk! Ik bedankte prins Bernhard natuurlijk uitbundig en terwijl de wachtcommandant van de prins de boodschap doorgaf, dat ik toestemming had voor een korte radioreportage, maakten wij onze voorbereidingen.
De technicus en de chauffeur rolden de microfoonkabel af - wel een paar honderd meter lang, want we moesten een heel eind lopen - en ik liep met de microfoon, die later aan de kabel bevestigd werd, naar de weide achter het paleis, met een hart vol verwachtingen. Vergeet niet, ik bedacht op hetzelfde ogenblik, dat ik een echte en heel bijzondere ‘primeur’ zou krijgen, want niemand van de luisteraars had nog óóit voordien de stem gehoord van de toen ongeveer 7-jarige prinses Irene!
Toen ik op de speelweide kwam, zag ik daar een kinderjuffrouw en een meneer in een grijs pak, die aan het paleis verbonden is voor de bewaking van de (toen nog zo kleine) prinsesjes, en die er op toeziet, dat er niemand op het terrein komt, die er niet hoort. Even later holde prinses Irene op de kinderjuffrouw af, die haar aan de hand nam en bij mij bracht. Door de microfoon, die via de kabel verbonden was met de reportage-wagen in de verte, kon ik spreken met de technicus en ik vroeg hem, vanaf dat ogenblik alles op de plaat vast te leggen, wat hij hoorde. Later, in de studio, konden we dan uitzenden, wat goed en geschikt was.
Om de kleine Irene niet te laten schrikken van dat rare instrument, dat ik in mijn hand had, wikkelde ik er mijn zakdoek om, zodat het net leek of ik alleen dié in mijn hand had. Ik hurkte neer, liet met medewerking van de juffrouw Irene op mijn knie zitten en begon een praatje.
‘Dag Irene,’ zei ik, ‘ik heb gehoord dat er een veulentje is geboren, vind je dat leuk?’
Natuurlijk verliepen er wéér een paar seconden van spanning voor mij, toen prinses Irene heel grote, guitige ogen op zette, maar geen woord zei, terwijl ik ongemerkt de microfoon in de zakdoek vlak bij haar hield.
‘Vind je het leuk, Irene, dat kleine paardje?’ herhaalde ik.
| |
| |
‘Ja! Nou!’ zei H.K.H. prinses Irene en jullie kunt er zeker van zijn, dat ik wel kon juichen van blijdschap en dankbaarheid, want ik wist, dat wij de éérste woorden van prinses Irene ‘op de plaat’ hadden, die zij ooit door de radio gezegd had.
Nu was dat ‘Ja, Nou!’ wel leuk, maar nog niet veel en dus praatte ik door over het paardje en ik probeerde het zó te zeggen, dat Irene iets méér dan ‘Ja’ kon antwoorden.
Het lukte. In antwoord op wat ik vroeg, zei ze:
‘'t Is van Beatrix, maar die hééft al een paardje!’ Dat was dus al heel wat meer en toen ik nu over een naam voor het paardje begon en de prinses vroeg of we er samen een zouden bedenken, toen kwamen er allemaal korte, leuke zinnetjes, die stuk voor stuk op de plaat vastgelegd werden.
Het duurde ongeveer tien minuten en toen moest Ireentje terug naar het paleis, waarop wij alles opruimden en vertrokken.
Wat een sensatie en plezier toen wij - eenmaal terug in de reportage-wagen - de plaat ‘terugluisterden’ en de lieve stem van de kleine prinses hoorden! We stelden de tocht naar Utrecht gewoon een paar uur uit, reden terug naar de studio in Hilversum en maakten vlug een ‘montage’ van wat we hadden opgenomen. Nog geen uur later, direct na de nieuwsberichten van 1 uur, kondigde de omroeper aan: ‘Wij laten u nu een korte, zojuist opgenomen reportage horen van onze reporter Bob Wallagh in de speelweide van het paleis Soestdijk.’
En met een blos op mijn wangen stond ik opnieuw voor de microfoon, nu in de studio, en ik vertelde van het veulentje dat er geboren was. ‘Wij waren in de gelegenheid, luisteraars, heel even te praten met H.K.H. prinses Irene en wij laten u dat gesprek nu horen’...
Nauwelijks was de uitzending afgelopen, of er kwamen tientallen telefoontjes uit het hele land van luisteraars, die even wilden zeggen hoe leuk zedié uitzending hadden gevonden. En omdat heel veel mensen overdag op hun werk zijn, werd de uitzending 's avonds, na het nieuws van 8 uur, herhaald.
Ik hoorde het in een zaal in Utrecht, waar ik intussen al uren bezig was met de opnamen van het studentenfeest.
‘Goed gedaan!’ stond er op een klein briefje van de programmaleider, dat op mijn bureau lag, toen ik in Hilversum terugkwam en die twee woorden deden mij natuurlijk goed. Maar één ding is zeker: ik had alleen maar geluk gehad. Het toeval - èn de vriendelijkheid van prins Bernhard - hadden mij een prima radio-uitzending bezorgd!
***
Voor welk onderwerp, voor welke gebeurtenis of voor welke ontmoeting de radio-reporter er ook op uittrekt, een beetje geluk moét hij er bij hebben. Met de microfoon in de hand, met een ‘staande microfoon’ of met een tafelmicrofoontje stond of zat ik telkens opnieuw tegenover mensen, die om een of andere reden op dat ogenblik interessant waren of, zoals men dat wel eens zegt, in de ‘publieke belangstelling’ stonden. Wàt voor mensen dat dan wel waren? Laat ik links en rechts eens een greep doen: vorsten en ministers, jubilerende stationskruiers en straatmuzikanten, diplomaten en filmsterren, burgemeesters en stadhuis-boden, kunstenaars en dierenartsen, sporthelden en ambachtslieden, uitvinders en circusartiesten, ontdekkingsreizigers en orgeldraaiers, schoolhoofden en carnavalprinsen, vliegeniers en ... radio-reporters. Van andere landen namelijk, die in Hilversum op bezoek kwamen en die clan vaak als gast een paar dagen in de studio bleven en mee op stap gingen en met gebruikmaking van onze reportage-wagens, ons materiaal en onze medewerking, opnamen in Nederland maakten om die daarna in hùn land uit te zenden. Eens was er een Arabier bij, een grappige Arabische radio-verslaggever met een inktzwart ringbaardje. Gelukkig sprak hij óók Frans, anders was er van onze gesprekken als collega's niet veel terecht gekomen.
| |
| |
Zoëven noemde ik nog eens dat onontbeerlijke beetje geluk, zonder hetwelk niemand het stellen kan. Op een avond, vrij laat, kreeg ik een telefoontje van de chef van de reportage-dienst. ‘Zorg dat je vanavond om 11 uur op Schiphol bent; voor een microfoon-installatie is gezorgd. Het eerste toestel van de nieuwe K.L.M.-lijn op Zuid-Afrika komt binnen. Uit Kaapstad. Maak even een praatje met de gezagvoerder. Rechtstreekse uitzending, waarvoor we het programma van dansmuziek tussen half 12 en 12 uur zullen onderbreken. Veel succes!’... Klokslag 11 uur stond ik op het platform van Schiphol met een standaard-microfoon te wachten. De technische dienst had voor de aansluiting met de studio gezorgd. Ik hoefde maar ‘rood te geven’ d.w.z.: de kleine handle van een doosje met een groen en een rood lichtje om te draaien en ik werd op hetzelfde ogenblik door de technicus in Hilversum ingeschakeld, zodat ik ‘in de lucht’ was. Helaas ontbrak er altijd nog iets anders ‘in de lucht’, nl. het K.L.M.-toesteluit Kaapstad. Het werd kwart over 11 en het werd half 12, maar geen vliegtuig. Nòg tien minuten later begon ik een beetje ongerust te worden, maar plotseling gaf een lieve grond-stewardess van de K.L.M., die naast me stond, de reporter nieuwe hoop. Ze wees op een paar aan- en uitfloepende lichtjes in de lucht en stelde vast: ‘Het toestel uit Zuid-Afrika!’
Ik ‘gaf rood’, wachtte het voorgeschreven aantal seconden, dat mijn chronometer aangaf, en begon: ‘Luisteraars, goedenavond. Wij bevinden ons met de microfoon op Schiphol waar over enkele ogenblikken het K.L.M.-toestel zal landen, dat de eerste non-stopvlucht, van Zuid-Afrika naar ons land, volbracht heeft. U hoort nu zonder twijfel al het geronk van de motoren, het toestel, dat zich vaag aftekent tegen de donkere lucht, koerst al op de startbaan af en cirkelt nog even rond, kennelijk in afwachting van de radio-vergunning van de verkeerstoren, die trouwe wachter hier op Schiphol, om te landen. Intussen...’
Zoals gebruikelijk vertelde ik een en ander over de betekenis van deze pioniersvlucht
(om de minuten vol te praten, die het vliegtuig nodig had om te landen) en toen de reusachtige vogel ongeveer 50 meter van mij vandaan, tenslotte tot stilstand was gekomen, zag ik even later iets gebeuren, dat mijn hele reportage dreigde te doen mislukken. Toen de bemanning, dus ook de gezagvoerder om wie het bij mij begonnen was, het toestel had verlaten, kwamen er een paar mensen van de douane op het groepje af, wisselden een paar woorden en - namen hen allemaal mee naar het douanekantoor, vèr weg van mijn microfoon! Aan het drukke gepraat van de heren was duidelijk te zien, dat de reporter geen schijn van kans zou krijgen om ‘zijn gezagvoerder’ nog iets te laten vertellen. Er was blijkbaar iets aan de hand - met een lading of zo - en in zo'n geval is de douane onverbiddelijk!
Wat te doen? Het was ongeveer 10 minuten voor 12, d.w.z. tien minuten vóór het sluitingsuur van het radioprogramma, dat zo opzettelijk voor de reporter was onderbroken en nu was er niemand...
| |
| |
Niemand? Jawel - helemaal in zijn eentje kwam er nog een kleine meneer in een regenjas en met een actentas uit het toestel, daalde het trapje af en wandelde zonder enige haast rechtstreeks op mij en mijn microfoon af. Nòg was hij niet bij me - ofschoon hij me wel al had ontdekt - of ik begon al, de laatste kans benuttend:
‘... En luisteraars, laat ons voor ditmaal nu eens afwijken van het gebruik om de belangrijkste man, nl. de gezagvoerder van het toestel naar zijn ervaringen en bevindingen te vragen, maar geven wij voor de verandering nu eens het woord aan een onbekende passagier, die zojuist het toestel verliet en die nu naast me staat’... Ik pakte de meneer, die mijn laatste woorden met enige verbazing had gehoord, bij de arm, boog de microfoon wat naar hem toe en ging voort; ‘Mag ik u, meneer, voor deze korte radio-reportage, even vragen, welke indruk deze eerste Afrika-tocht op u gemaakt heeft?’
Het was een overrompelend en ook wel wat vrijpostig waagstukje, want ik liep natuurlijk de kans, dat deze onbekende meneer zou zeggen: ‘Nee, dank u wel, ik heb geen zin,’ of zoiets dergelijks en dan had ik zo'n beetje met de mond vol tanden gestaan, wat nu niet bepaald verwacht wordt van een radio-reporter.
Maar laat nu die onbekende passagier een bijzonder vlotte Nederlandse zakenman gebleken zijn, die lachend de microfoon pakte en met een gemak en een vanzelfsprekendheid, alsof hij zijn leven niet anders had gedaan, een onberispelijk verslag van zijn tocht gaf! ‘De overgang van de weldadige tropische temperatuur naar deze nogal kille avondlucht in Amsterdam is natuurlijk nogal verrassend, maar de vliegtocht verliep, dankzij ook de behaaglijke sfeer in dit prachtige toestel, zó vlot en gezellig, alsof het een autobustochtje naar de Veluwe was. Ik kan u zeggen...’
En hij zei, drie, vier minuten lang, nog véél meer, tot ik hem om 2 minuten voor twaalf vriendelijk onderbrak met de bekende formule: ‘Hartelijk dank, meneer, voor uw spontane medewerking. En dan moet dit, luisteraars, het einde zijn van deze reportageflits van Schiphol. Ik wens u goedenavond en geef u terug aan de studio in Hilversum!’
Laat dit zo zijn: de onbekende meneer in de regenjas had de uitzending gered! En door zijn plotselinge, onverwachte aanwezigheid èn door zijn welsprekendheid. En dan te bedenken dat ik de volgende dag gelukgewenst werd met mijn ‘aardige vondst’ om nu eens niet de gezagvoerder te interviewen, maar zo maar een passagier. Ze hadden eens moeten weten!...
|
|