Groot vakantieboek(1958)–Anoniem Groot vakantieboek– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 299] [p. 299] De Blijde Dagen Door M. Mok Weet je wat ik 't allerheerlijkst vind? 's Morgens heel vroeg uit mijn bed te komen en te horen naar de zachte wind in de nauwelijks ontwaakte bomen. Vogels lokken: ‘Kom toch! Kom eruit!’ En reeds loop ik vliegensvlug naar buiten, maar het blijde wijsje, dat ik fluit, is zo mooi niet als het vogelfluiten. Plots roept Moeder: ‘Zeg, wat doe je daar, deugniet, met je ongekamde haar!’ Nee, 'k weet nog iets fijners dan de morgen: 't is een lange, lange middag vrij! 'k Heb mijn schooltas heel goed opgeborgen. Misschien kan ik er wel nooit meer bij! Alle uren zijn er om te spelen, maar ik denk niet langer aan de tijd. Ik bouw levensgrote zandkastelen, waar ik als een vorst mijn dagen slijt. Totdat daar opeens mijn Vader staat: ‘Hé, waar blijf je? 't Is al veel te laat!’ Soms, ja soms, wanneer de avond daalt, voel ik me zo blij als nooit tevoren. Iemand heeft het ganzenbord gehaald, en daar zit ik nu met rode oren! Allen roepen, lachen om de beurt. Wie zal aanstonds in de put belanden? Er is niemand die daar lang om treurt, want de pot bestaat uit allerhande! En wanneer het spel is uitgespeeld, wordt de opbrengst broederlijk verdeeld. Ach, ik weet het eigenlijk niet meer, wat ik nu het prettigste moet vinden. Een verjaardag? Of in wind en weer wandel en stoeien met mijn vrinden? Of genieten van een prachtig boek: avonturen op papier beleven? Of geniet ik méér, als 'k op bezoek in de speeltuin door de lucht mag zweven? 'k Weet het niet! Maar wat ik zeker weet is, dat 'k elke dag weer welkom heet! Vorige Volgende