39 (XXII) J. Greshoff aan S. Vestdijk, 7 november 1935
Hierbij de copie van een brief, welke ik heden aan Coenen verzend, als antwoord op zijn voorstel Eva Raedt-de Canter in de redactie op te nemen. In zijn brief meldt hij mij, dat jij daar je instemming reeds mee verklaard hebt. Ik kan niet anders doen dan mij met hand en tand en tot het laatste oogenblik daartegen te verzetten. Ze is ten eenenmale ongeschikt, weet van toeten noch blazen en beschouwt het tijdschrift eenvoudig als een melkkoetje. Haar critiekjes zijn beneden ieder peil en haar ignobele stukje tegen Cola Debrot was juist mede aanleiding van mijn reorganisatievoorstellen, omdat ik hoopte dergelijke uitwassen met jouw hulp te kunnen voorkomen. Als wij die dame eenmaal in de redactie hebben raken wij haar ook niet meer kwijt en sleepen we voortdurend dat blok aan ons been mee. Ik vind het hoogst pijnlijk dat Coenen hiermede voor den dag kwam, omdat ik daardoor verplicht werd mijn bezwaren te formuleeren tegen iemand, tegen wie ik geen bezwaar heb zoolang ze maar buiten de redactie blijft. Overweeg mijn brief aan Coenen eens heel ernstig en let op de gevolgen van wat we doen gaan. Ik hoop het noodlot te kunnen voorkomen, maar mocht ik er niet in slagen haar van de redactie verwijderd te houden, dan geloof ik niet, dat ik erin zou blijven. Vertel mij eens iets over je bezoek bij Coenen.