26 (XIII) J. Greshoff aan Frans Coenen, 19 oktober 1935
Hartelijk dank voor je brief waar ik even op antwoorden wil. Het lijkt mij werkelijk het beste om een nieuwe jaargang met een nieuwe redactie te openen en niet opeens middenin daarmee aan te komen. Bovendien, wanneer men nu eenmaal pricipieel besloten is, heeft uitstel geen enkele zin. Je doet het net voorkomen of ik je tot een overijlde stap aandrijf, terwijl we bijna twee maanden aan het correspondeeren zijn en je ook twee maanden den tijd gehad hebt je gedachten over het onderwerp te laten gaan. Ook lijkt het net uit je brief alsof er een geweldige keuze is. Uitgaande van de gedachte: drie generaties in de redactie vertegenwoordigd, waardoor jouw en mijn tijdgenooten niet in bespreking komen, is het personeel zeer beperkt. Tegen enkele jongeren heb jij bezwaren, tegen enkele andere ik, zoodat de geschikte mannen te tellen zijn. We kunnen toch niet tot het peil van een Kelk of een Den Doolaard gaan afdalen. En rondkijken in Vlaanderen is ook volmaakt overbodig, daar zijn nog veel minder geschikte lieden. De jongeren van belang en met talent zijn zonder uitzondering practiseerend Roomsch (Roelants, Gijsen, Walschap), die door hun Roomschheid het Forum-conflict uitgelokt hebben. Samenwerking met jou en mij, gesteld dat zij die zouden willen, is dus geheel uitgesloten. De eenige vrije man van die generatie is Brulez tegen wie ik niets heb, maar die werkelijk niet op één lijn gesteld kan worden met Vestdijk.
Het is mij werkelijk niet duidelijk wat er met wachten te winnen valt. Er komen in die zes maanden toch niet plotseling nieuwe grootheden uit den grond rijzen. Misschien is dus Vestdijk niet de absoluut eenige candidaat, maar nu je Marsman en Ter Braak terzijde hebt geschoven, zou ik althans van zijn tijdgenooten er geen weten, die mij meer of even geschikt lijkt. De kwestie van ‘bij gebrek aan beter’ is hier absoluut niet aanwezig. Ik wensch je toch wel even te bewijzen, dat ik niet in het wilde weg, maar na ernstige overweging spreek.
J. Slauerhoff, waar we natuurlijk het eerst aan denken, is door zijn grillig karakter, zijn ongedurigheid en zijn voortdurend op reis zijn, ten eenenmale ongeschikt. Daar behoeft verder niet aan gedacht te worden. |
Binnendijk is een serieus en bekwaam man, maar die toch niet een litteraire positie inneemt als Vestdijk, noch over diens talent beschikt. |