Groot Nederland. Jaargang 41(1943)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Stille bejegening 's Avonds, als schaduwen de moede lanen wijden, en deemstering verzinkt in bodemloozen nacht, dan komen zonder woord, ijl als mijn ijl gedacht, gedaanten, dierbaren, mij duister begeleiden. En gij zijt daar, alleen, en gaat stil aan mijn zijde, groot, en met oogen waar een gulle groet in lacht, niet in den lijve, maar omstroomd met milde macht; en louter duisternis sluit maatloos om ons beide. Zoo schrijdt gij, meer dan schaduw, moeiteloos bewogen, ontstegen aan den tijd, door tijd en ruim getogen; in mijn beloken huis ziet gij mij tijdloos aan. Houd U bereid, het avondt, weer zal avond dalen: nacht, wij zijn nacht als gij, en stilte zonder palen, wij deelen in uw doem: in U kan niets vergaan. FERDINAND VERCNOCKE Vorige Volgende