De zon is onder in een glorie van purper en oranje, de eerste sterren twinkelen en de maan komt op, rood en rond als een reuzensinaasappel, boven het zwarte sparrenbosch.
Wie heeft er nu gewonnen? Wie is er getemd en wie blijft er ontembaar? Zijn het de Katholieken? de Liberalen? de Socialisten? Mijn molenaar, die een filosoof is, komt langzaam den heuvel opgestapt en nadert tot mij.
- Weet gij iets? vraag ik hem.
- Weet gij iets, meneer? is zijn antwoord.
Wij weten beiden niets. Wij hooren slechts het heerlijk galmen van den nachtegaal en het alweer aftrekkend gebral van de leeuwenbende die ontembaar is.
- Ik ga toch eens hooren, zegt hij; en daalt door de struiken van den heuvel, naar het dorp toe.
- Welnu? vraag ik, als hij na een vrij lange poos terugkomt.
- Niemand weet iets, meneer; het schijnt een echte warboel.
- Maar die zingende benden.... die ontembaren, die zullen toch wèl gewonnen hebben?
- Die hebben ‘dreupels’ gewonnen, geweldig veel ‘dreupels’.
Mijn molenaar filosofeert nog even door, gezeten op een der verbrijzelde balken van den mooien, houten molen, dien de duitsche bruten uit pure barbaarschheid vóór hun vlucht lieten springen en daalt weldra den heuvel af om zich ter ruste te begeven.
- Morgen zullen we meer weten, zegt hij, terwijl zijn lange, magere silhouet, als een schim tusschen de donkere heesters verdwijnt.
De nacht is overheerlijk, zoo zacht als in het midden van den zomer en zoo heilig bladstil. Ik strek mij op mijn rug in 't korte gras en kijk naar het oneindige van den sterrenhemel.
De nachtegaal orgelt, de donkere heesters droomen en de miljoenen sterren tintelen en twinkelen, alsof zij dezen avond intenser dan op andere avonden leefden. Zouden daar ook werkelijk menschen op die andere planeten wonen, menschen als wij, die oorlogen voeren en verkiezingen houden? Zouden daar ook miljoenen jonge wezens sneuvelen voor een doel of voor een ideaal dat zij niet kennen noch begrijpen; en zouden de overblijvenden hen langzamerhand ook vergeten, en ontembaar zingend zooals hier langs hun graftomben voorbijtrekken zonder ze zelfs een blik te gunnen?