Groot Nederland. Jaargang 18(1920)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 435] [p. 435] De hengelaar Als een schim van zware zwarte mist in de ware nevel, in de grijze, als een schaduw schoon en onbeslist, staat de hengelaar gelijk een wijze die uit dauwige gepeizen zilveren gedachten vischt. Want verborgen onder damp en dauw stroomt de vloed, verscholen ligt de oever onder sluier van geschonden schâuw; hoort, het riet ruischt rillende en stroever spant de visscher, hij de stille toever, vast de hengel als met strakke klauw. Dan opeens alsof een zachte schijn, zwakke schijn, door hem wordt opgeheven spartelt in de lucht, onzichtbaar is de lijn, 't zilvrig vischje (de gedachte?) even. Rustig peilt de aandacht zijn licht leven dat weldra, vergeefs, voorbij zal zijn. Vorige Volgende