Literatuur.
Liefde's Veelvoudigheid door J. Eilkema de Roo H.J. Becht - Amsterdam 1919.
Maar ‘Eene is toch maar de Ware’ bedoelt de schrijver, als ik hem wel begrepen heb. En tot die eene ware liefde, die er n.l. een is van ziel en zinnen beide, wordt de held, Max van Voorne, opgevoerd na een éducation sentimentale, die hem eerst het louter zinnelijke tot verzadigens toe kennen doet, om hem vervolgens ook het louter geestelijke als ongenoegzaam te doen verwerpen. Dan is de baan vrij - als ik zoo Zeggen mag - voor een passie, die in haar zinlijkheid zelve offerzucht blijkt. En dat is natuurlijk de ware liefde en wij koesteren de beste verwachtingen voor een vereeniging, die hierop gegrond is.
Rondom dit centrale proces van liefdesopvoeding, heeft de schrijver dan nog met losse hand andere gevallen gegroepeerd, die alle in vele schakeeringen de niet-ware liefde te aanschouwen geven, de liefde, waaraan een essentieele factor ontbreekt of de liefde, die heelemaal geen liefde is. Dan is er een teveel, dan een te weinig aan zinnen in die min of meer echtverbintenissen, soms ook een gemis aan geestelijke overgave en offerzucht, enz. enz.
Het boek gaat hier en daar werkelijk nogal ver in de schildering van den lust der zinnen of zinnelust en de lezer verbaast zich op het eerste gezicht, dat een Hollandsche roman zoo boud durft spreken, zoo hachelijk suggestief schilderen. Vooral de scènes van Dr. Van Hoven en zijn typiste zijn tastbaar echt en, men zou zeggen, met eenige voorliefde gedaan, gelijk ook de gestalte zelve van dat tikstertje ons zeer levend voorkomt. Ja, zij is eigenlijk de eenige figuur in het boek, die ons levend voorkomt en ziedaar een voornaam bezwaar tegen den roman: dat de personen er van niet waar zijn gemaakt. Hun dialoog is vaak òf gemaniereerd, omdat zij tezeer de ideeën van den schrijver te verkondigen hebben of wijdloopig onbelangrijk, als gemengde berichten in couranten. En de schilderende gedeelten van dit proza hebben te dikwijls iets pretentieus oftewel hyper-poetisch, dat toch niet tot het doel leidt. In 't algemeen behoeft men dit boek terwille van het proza niet te lezen. En wat zijn zin betreft...? Het is ten slotte zinlijkheid met een moreelen achtergrond. Vele zwakzinlijke menschen hier te lande zijn tegelijk ook ethisch aangelegd en daarmee is dan al het conflict gegeven. Al naar de omstandigheden wint het zinlijke of het ethische, waarbij de acteurs in 't spel stêevast hun zwakke zinnen voor vlammende passie en hun ethische gevoeligheid voor bijna heilige deugd aanzien. Intusschen, hoe middelmatig en slap ook, zullen deze flauwe bewegingen ons belang inboezemen, als het maar echt menschelijke zielsbewe-