| |
| |
| |
Buitenlandsche literatuur.
Denis Thévenin, Civilisation Paris, Mercure de France, 1918.
Het is algemeen bekend dat de schrijver van dit boek G. Duhamel is, de auteur van het mooie Vie des Martyrs. Maar zelfs als men dit niet wist, zou de zeer persoonlijke stijl onmiddellijk verraden wie zich achter dit pseudoniem verbergt.
Evenals Vie des Martyrs is Civilisation een boek met verhalen over gewonden en stervenden, met indrukken van hospitalen en slagvelden. Het kan dan ook niet anders of de gelijkenis van toon en onderwerp moet ons aanzetten om de twee werken met elkaar te vergelijken. Die vergelijking valt in het voordeel van het eerste boek uit, dat een schooner en gaver geheel vormt. Twee stukken uit Civilisation, La chambre de Revaud en Sur la Somme, staan op dezelfde hoogte als de beste bladzijden van Vie des Martyrs. Evenals deze zijn zij de uiting van een verheven medelijden en eene diepe smart, die ontroeren door hunne oprechtheid en hunne mannelijke ingetogenheid; zij hebben dezelfde hoedanigheden: de zuivere innigheid, de sobere toon, de afwezigheid van alle literaire mooidoenerij. De schrijver heeft eene voorliefde voor de eenvoudigen van geest, en de pieteit, waarmee hij de sublieme woorden noteert van een Revaud, een Freyssinet, een Calmel, herinnert ons vaak aan de intieme kunst van Charles-Louis Philippe, maar zonder diens eenigszins sentimenteele eenzijdigheid. Zoolang Thévenin de ontroerde geschiedschrijver blijft van deze helden, boeit hij ons uitermate, en wordt hij, als kunstenaar, op dat gebied door geen ander evenaard.
Maar niet altijd blijft hij de schoone taak, waartoe zijn talent en zijn gevoel hem voorbestemden, getrouw. Dat is de groote zwakheid van zijn nieuw boek. Hij laat zich wel eens verleiden tot het opschrijven van weinig interessante gevalletjes, die alleen de koele en geniale humor van een Courteline zou kunnen herscheppen tot geestige tooneelen. De humor van Thévenin is te gewild, te literair en lijkt wel eens op sentimenteele verbittering.
In Sur la Somme beschrijft de auteur een vroolijk type. ‘Je connus, une fois de plus, que chaque homme juge les plus majestueux événements du seul point de vue que lui proposent sa profession et ses aptitudes. Il y avait là un sergent qui se formait une opinion sur la guerre mondiale de par la qualité de bois qu'il devait travailler. Quand le bois était mauvais, il disait ‘Cette guerre est une grande foutaise!’ Mais quand le bois ne contenait pas de noeuds, il opinait: ‘On les aura!’
Eene dergelijke eenzijdigheid treffen wij aan bij den schrijver van Civilisation. Al te vaak beschouwt hij de wereld en de groote tragedie die er zich
| |
| |
afspeelt met de oogen van een letterkundige; en het is merkwaardig hoe zijn stijl dan onmiddellijk verzwakt. Het zijn dezelfde woorden, maar door de afwezigheid der emotie die leven geeft, zijn zij koud en ledig. In Vie des Martyrs heeft Duhamel alleen zijn hart laten spreken. In Civilisation deed hij dit slechts in de twee hoogergenoemde stukken.
| |
Pierre Gilbert, La forêt des Cippes, essais de critique. Paris, E. Champion, 1918. 2 vol.
Den 8sten September 1914, in den slag aan de Marne, sneuvelde op dertigjarigen ouderdom Pierre Gilbert. Hij behoorde tot de redactie van La Revue critique des idées et des livres, het merkwaardige tijdschrift, dat in Augustus 1914 ophield te verschijnen, en waarvan tot heden reeds veertien medewerkers zijn gesneuveld en drie worden vermist. Al deze jongelieden hadden een zelfde ideaal: de grootheid van hun land. Zij waren integrale nationalisten. De literatuur beschouwden zij in verband met de groote stroomingen der philosophische en politieke gedachten. Zij hadden zich bevrijd van alle vage ideologieen, en verwezenlijkten de verbinding der zuivere fransche traditie met een helderziend modernisme. Charles Maurras erkenden zij als hun geestelijke leider, en op den lijst der literaire meesters die zij zich hadden gekozen stond Stendhal bovenaan.
Van deze jonge talenten was Pierre Gilbert een der schitterendste en der rijpste. In tal van stukken over de meest belangrijke literaire, moreele en politieke vraagstukken die de fransche jeugd van voor den oorlog bezighielden, was zijn woord niet alleen de uiting zijner persoonlijkheid, maar drukte het ook de meening uit van bovenvermelde groep van jonge schrijvers In deze autoriteit ligt, afgezien van de esthetische waarde, het literair-geschiedkundig belang van zijn werk.
De geest van Pierre Gilbert bezit al de gaven der latijnsche cultuur het gezond verstand, het moreele evenwicht, de klaarheid en dit fijnzinnige humanisme dat alle deugden van het latijnsche ras in zich vereenigt. Gilbert behoorde tot het geslacht der enthousiasten van de daad, en zooals een prince de Ligne of een Stendhal, stelde hij het leven boven alle literatuur. Zijn werk was een daad in den strijd voor de traditionneele cultuur van Frankrijk. Een zijner strijdmakkers, zijn vriend E. Marsan die deze uitgave bezorgde, zegt in de voorrede: L'ardeur qui dévorait sa vie ne pouvait se satisfaire qu'en se propageant.
Het belangrijkste werk van P. Gilbert zijn zijne essays over klassieke literatuur. In de onsterfelijke geschriften van Racine, Boileau, prince de Ligne, Stendhal vindt zijne sterke en subtiele intelligentie een vruchtbaar veld. Door de zuiverheid van zijn smaak, zijn gevoel voor harmonie, de
| |
| |
breedte van zijn synthetischen blik, is hij verwant aan de groote critici, een Sainte-Beuve, een Lemaître. Hoe doordringend zijne ontleding is en hoe fijngevoelig zijn geest, toont het opstel getiteld ‘Les épîtres de Boileau’ dat een voorbeeld is van lenige en scherpzinnige critiek. Maar zijn meesterstuk is het essay ‘Anecdotes du prince de Ligne’ het laatste dat hij heeft geschreven. Daarin teekent hij met vaste lijnen de interessante figuur van dezen beminnelijken schrijver en soldaat; en in dat beeld herkennen wij het ideaal van den volledigen humanist dat Gilbert hoopte te bereiken: ‘enthousiaste passionné, réaliste averti, sceptique sentimental...’ De critische helderziendheid en de zuivere stijl van deze enkele bladzijden bewijzen genoegzaam welk een onherstelbaar verlies de fransche literatuur heeft geleden toen deze jonge man op het slagveld viel.
Pierre Gilbert was onafhankelijk, maar niet onpartijdig. Zooals alle enthousiaste geesten had hij zich een partij gekozen en deze was de partij der orde en der tucht, der klassieke cultuur en der traditie. Op elk gebied dat hij betrad: critiek, philosophie, geschiedenis, was hij voor die partij een felle en sterkgewapende strijder. Dit treft ons dadelijk in sommige opstellen, b.v. in die hevige aanvallen tegen Bernardin de Saint Pierre en Flaubert. Men kan het daarmee niet eens zijn, maar men zal moeten toegeven dat zijne argumenten altijd eene ernstige overweging verdienen.
Het tweede deel dezer uitgave bevat de tooneelcritiek van Gilbert. Hier geeft de sterke personaliteit van den schrijver eene onverwachte belangrijkheid aan de kleine critieken, waarvan het onderwerp - op enkele uitzonderingen na - op zichzelf weinig interessant is. Maar niets is voor deze rijke geest onbelangrijk en in de banaalste onderwerpen ontdekt zijne fijngevoelige schranderheid vruchtbare waarheden. En dan bemerkt men pas hoe al zijne gedachten en gevoelens in zijn leven en in zijne kunst de schoone eenheid hebben bereikt, die voor een typisch latijnsche geest als de zijne eene noodwendigheid is.
Den 2den Augustus 1914 vergaderden de redactieleden van La Revue critique des idées et des livres een laatste maal om een collectief vaarwel aan hunne vrienden en lezers op te stellen. De redacteur die het schreef kon niet nalaten het opstel te besluiten met den kreet: Vive la France! Maar een ander redacteur haalde deze laatste woorden door, zeggend: Quelle idée, cela va sans dire!
Deze jonge man was Pierre Gilbert. In dat gebaar spreekt de opperste deugd die heel zijn leven en zijn werk beheerschte: de strenge ingetogenheid van een hartstochtelijk gemoed.
| |
| |
| |
Paul Claudel, Le Pain dur. Paris, Nouvelle Revue française, 1918.
Dit nieuwe drama van Claudel is een vervolg op L'Otage. Turelure is met Sygne de Coûfontaine getrouwd. Een zoon werd haar geboren, dien zij niet zien wou, en een paar maanden later is zij gestorven. Ook Turelure heeft zijn kind altijd gehaat. Deze zoon, Louis genaamd, is soldaat geworden. Nadat hij werd gewond, is hij in Afrika gebleven, waar hij uitgestrekte terreinen bebouwt. Hij heeft te kampen met groote finantieele moeilijkheden. Zijn vader daarentegen heeft het toppunt zijner ambities bereikt: hij is rijk en door den koning Louis-Philippe tot pair de France verheven. Hij is bezig het oude klooster van Coûfontaine te laten verbouwen tot een papierfabriek. Eene jodin, Sichel, dochter van Ali Habenichts, een woekeraar met wien hij zaken doet, is zijne maîtresse. Zoo is de toestand in de familie Turelure-Coûfontaine als het drama begint.
Als het doek opgaat zitten Sichel en Lumir in de oude bibliotheek te praten. Lumir is eene jonge poolsche die met haar broer den zoon van Turelure heeft verpleegd toen hij was gewond. Zij is met hem verloofd en heeft hem altijd trouw geholpen in zijne finantieële moeilijkheden. Zij heeft hem zelfs tienduizend francs geleend. Dit geld, een deel van het geheime fonds bestemd voor de bevrijding van Polen, wil zij terug hebben. Maar Louis zit op 't oogenblik erg in 't nauw. Hij kan haar onmogelijk het geleende teruggeven, evenmin als hij de schuld kan afbetalen die aan 't einde der maand vervalt. Om haar geld en de tienduizend francs, die Louis noodig heeft, aan den ouden Turelure te vragen is Lumir uit Afrika hierheen gekomen. Zij vindt in Sichel, die den dood van Turelure wenscht, een bondgenoot die haar koelbloedig tot een misdaad aanspoort. De oude Turelure weigert aan Lumir eenig geld te geven, maar bekent haar zijn senielen hartstocht: hij wil met haar trouwen Den dag na het huwelijk zal hij de tienduizend francs betalen. Dit onderhoud wordt onderbroken door Sichel die de komst aankondigt van Louis. Dat bericht vervult Turelure met angst. Wat wil men van hem? Sichel wakkert zijn angstgevoel zooveel mogelijk aan en stelt hem ten slotte een probaat middel voor: zijn fortuin op haar naam te plaatsen. Dan hebben Louis en Lumir geen reden meer om zijn dood te wenschen. Maar als hij het aanrollend rijtuig hoort, herhaalt hij j'ai peur de la mort.
In het tweede bedrijf zijn wij getuigen van de ontmoeting tusschen Louis en Lumir. Deze deelt Louis mee dat zijn vader weigert het geld te geven en dat hij met haar wil trouwen. De haat van Louis vlamt op en wordt nog aangewakkerd door Lumir die beweert dat hij een lafaard is als hij zich zijn vrouw laat afnemen. Zij reikt hem een taschje toe met twee pistolen, waarvan er een, naar zij zegt, met een losse patroon, het-ander met een scherpe is geladen. Waarschijnlijk zal een dreigend gebaar met de wapens voldoende zijn om den oude van schrik te doen sterven.
| |
| |
Dan volgt de onvermijdelijke scene tusschen vader en zoon. Al de bittere haat die in hunne harten brandt slaat in vlammende woorden naarbuiten. Het erfdeel zijner moeder dat Louis bij zijne meerderjarigheid heeft opgeeischt is hem terug door zijn vader met de hulp van den woekeraar Ali ontfutseld. En nu wil Turelure hem nog zijn vrouw ontnemen. Louis eischt de tienduizend francs en bedreigt zijn vader met de twee pistolen. Turelure smeekt om genade. Maar het geld blijft hij weigeren. Dan haalt Louis van beide wapens den haan over. Hij trekt, maar liet schot gaat niet af. Turelure zakt echter in elkaar: de schrik heeft hem gedood. Op dat oogenblik treedt Lumir binnen die aan de deur stond te luisteren. Louis geeft haar het geld dat hij uit den zak van zijn vader heeft gehaald. Hij onderzoekt nog eens de pistolen: allebei zijn met een scherpe patroon geladen.
In het derde bedrijf, wordt de nalatenschap in orde gebracht. Het blijkt dat Turelure op den dag van zijn dood eene schuldbekentenis van driehonderd duizend francs heeft geteekend ten voordeele van Sichel's vader. In een laatste onderhoud met Louis deelt hem haar voornemen mee om naar Polen te vertrekken. Op zijne vraag waarom zij heeft gelogen en ook het eerste pistool met een scherpe patroon had geladen, zoodat hij zijn vader haast zeker moest dooden en hijzelf waarschijnlijk als moordenaar zou gestorven zijn op het schavot, antwoordt zij fallait-il que je te laisse à cette femme? Zij heeft alles duidelijk ingezien en dat Sichel alles heeft beraamd om met Louis te trouwen. Zij zal vertrekken: het is haar lot te sterven voor het heil van haar land. En zij zegt hem vaarwel ‘sans aucun espoir, dans le ciel et sur la terre.’
Als later Sichel de schuldbekentenis in Louis' tegenwoordigheid verscheurt, vraagt hij haar ten huwelijk. Zij moet echter met denken dat zij overwonnen heeft; hij is een Turelure en blijft de meester. Maar er is iets wat hen voor altijd aan elkaar bindt: de vadermoord die zij heeft beraamd en die hij heeft volbracht.
Dat is de inhoud van het nieuwe drama van Claudel dat, door het geweld der dramatische en schijnbaar melodramatische gebeurtenissen, eenvoudiger lijkt dan het in werkelijkheid is. Als men de eerste regels der inleidende nota leest: ‘Dans ce drame, qui a, comme partie de son sujet la Rupture des barriêres et la Rencontre des races, des Juifs ne pouvaient pas ne pas figurer’ begrijpt men dadelijk dat alle figuren in meer of mindere mate symbolisch zijn. Wat niet zeggen wil dat zij als symbolen optreden - zulk een fout zal een groot kunstenaar als Claudel niet begaan - maar dat hunne daden, logisch voortvloeiend uit het conflict der karakters, eene beteekenis hebben die dieper is en algemeener dan hun persoonlijk karakter. Daarin blijft Claudel zichzelven trouw. Men mag zelfs zeggen in Le Pain dur zijn symbolisme op een grondslag van steviger werkelijkheid is gebouwd dan in vele zijner vroegere werken.
| |
| |
Het conflict tusschen Turelure en zijn zoon is niet de hoofdzaak van het drama. Louis is het werktuig van Lumir en deze is in zekere mate het werktuig van Sichel. Het is Sichel die het grootste belang heeft bij den dood van Turelure en de verdwijning van Lumir. Maar haar overwinning is slechts schijn; het is de oude Turelure die overwint in zijn zoon. Een Turelure blijft de meester, en het princiep van het kwaad, door Turelure belichaamd en dat alle maatschappelijke banden verbreekt, zegeviert ten slotte over de ergste rasconflicten. Het heerscht over die familie, evenals in de grieksche tragedie het noodlot de afstammelingen eener familie van geslacht tot geslacht beheerscht. Maar men mag niet vergeten dat er nog een ander element aanwezig is: Sygne de Coûfontaine uit l'Otage. Louis is toch ook haar zoon. Daarom acht ik het waarschijnlijk dat Claudel, in een derde stuk, het drama zal voltooien dat nog geene definitieve ontknooping kreeg.
De atmosfeer van het noodlot die op al de daden en gesprekken weegt, geeft aan dit stuk eene dramatische kracht van groote intensiteit. Deze kracht bereikt haar hoogtepunt in het tweede bedrijf, in het tragische onderhoud tusschen Louis en Lumir en in de ontzettende scene tusschen vader en zoon. Deze tooneelen behooren tot de mooiste die Claudel heeft geschreven; de gevoelens en de hartstochten hebben hier eene eenvoudige, diepe menschelijkheid en de dialoog heeft eene wonderbare vivaciteit die wij niet dikwijls in Claudel's werk aantreffen. Daartegenover staat dat het zware, bijbelsche proza van Claudel niet altijd even goed in den mond van elk zijner personen past. Maar welke prachtige beeldrijke fragmenten bevat dit proza niet, zooals b.v. de rythmische zinnen waarin Lumir het verhaal doet van den opstand in Polen, in den nacht dat haar vader haar in zijne armen nam en vluchtte. En ook die andere woorden van Lumir, in haar laatste onderhoud met Louis, wanneer zij zegt te zullen vertrekken: je vais vers ma patrie terrestre puis qu'il n'y a point d'autres... Die enkele bladzijden, van eene geconcentreerde innigheid, zouden voldoende zijn om te bewijzen dat Claudel een der grootste schrijvers is van dezen tijd.
Le Pain dur is dan ook een mooi werk en voor de ontwikkelingsgeschiedenis van Claudel als dramaturg zeer belangrijk. Die soort genialiteit die al de werken van Claudel kenmerkt, eene genialiteit die nog niet haar volmaakt evenwicht schijnt te hebben bereikt, vinden wij ook in dit drama weer. Door de duisterheden van enkele passages lijkt de schoonheid van dit werk nog te zeer op het felle licht van een bliksem in een donkeren nacht; zij is nog niet het kalme, heldere licht dat gestadig schittert in het klassieke tooneel van Racine en van Corneille
Jan van Nijlen.
|
|