Dramatisch overzicht.
Faust.
Wij zijn het allen eens dáárover dat Royaards bij zijn Faustopvoering het onmogelijke tot werkelijkheid gemaakt heeft. Royaards heeft ons in onze bewondering voor zijn talenten als regisseur bevestigd en hij heeft ons een nieuwe bewondering opgedrongen, die voor zijn moed.
Voor alle scènische en decoratieve moeilijkheden heeft Royaards, bijgestaan door den heer en mevrouw Lensvelt, oplossingen gevonden, die, zoo zij ons al een enkele maal niet volkomen bevredigden, ons toch altijd bewijzen zijn van intelligentie, vindingsrijkdom en de zuiverste schoonheidszin. Het is daarom niet noodig en niet nuttig om de détails te beschrijven en te critiseeren, als het geheel merkwaardig en goed is.
Het spel in dit decor had niet de rust en niet de gaafheid van den decoratieven opzet. Ieder der spelers speelde zijn rol àl te individualistisch. Er was niet het zoeken naar een aaneenvoegen der opvattingen. Er was niet het zoeken naar een gemeenzaamheid van wil, waaruit een verband zou groeien, dat de nuances der persoonlijkheden toch zou bewaren.
Onder deze individualistische opvattingen waren er die zich voortreffelijk verwerkelijkten in een beeld, dat levend, nieuw en toch goetheniaansch was. Alleen de Mefisto-figuur van La Roche viel geheel buiten den stijl van deze opvoering. Deze duivel had wel zijn prettige en populaire sappigheid, zijn dwaze intonatie's en zijn dwaas gebaar. Maar ik geloof niet aan een populairen en guitigen duivel in Goethe's Faust. Als de Mefisto hautain en ironisch - heel koel en vlijmscherp - ware geweest, dan had hij een mooi evenwicht gemaakt tot Royaards getourmenteerden Faust:
O glucklich wer noch hoffen kann,
Aus diesem Meer des Irthums aufzutauchen!
Was man nicht weisz, das eben brauchte man,
Und was man weisz, kann man nicht brauchen.
Nu begrijpt men niet dat deze Faust zich laat verleiden door een booze, die zoo weinig insinueerend en zoo weinig boeiend is. Royaards zelf vond zijn hoogste stijging in de vervloekingsscène. Deze sprak hij met een onvergetelijke kracht van gevoel. Zijn figuur rees op tot een onaantastbare en verschrikkelijke grootheid boven de menschen uit. Maar..... een minnaar, met de verheerlijkte teederheid van den minnaar, was hij niet. Margaretha daar tegenover had juist de accenten eener eindelooze zachtheid des gemoeds en eener bedroefde liefde. Maar.... in de waanzinsscène vond zij noch de rauwe kreten noch dat geheimzinnige en gehallucineerde van het verdwaasde leven.