Antwerpen, op zekeren dag aan 't schrijven ging. Werden daartoe aangehaald de omstandigheden waarin en waardoor dit talent zich ontzwachtelde; goed gekozene en kenschetsende brokken uit het werk zelf, vergezeld van meermaals onderhoudende en niet te pedanterige commentaren, enz., het alles met smaak en verstand geordend.
Nu ik het boekje nog eens opensla, vind ik deze regels:
‘Gedurende dien nacht, terwijl ik gerust sliep, had een onweder de lucht met eene nieuwe levengevende kracht bezwangerd, en het dorstig aerdryk gedrenkt en gelaefd. Nog viel de regen zachtjes uit den overtrokken hemel, toen ik mijne bedstede frisch en bly ontsprong.
‘Wel twintigmael doorwandelde ik den hof om aendagtiglyk na te speuren wat nieuw voorkomen de regen nu aen de natuerwezens had gegeven. De bloemen waren gesloten, vele planten hadden zelfs hunne bladeren geheel opgevouwen; geen vogel zong den goeden morgen zyne makkers tegen, geen vlinder fladderde om het gebloemte: alles scheen wachtend, beweegloos en zwygend. Iets plegtigs was er in de algemeene stilte die my omringde. - Door een geheime kracht tot droomen en denken gedwongen, schuilde ik onder een afdak en zat welhaest mymerend en met het hoofd op de handen, in harmony met de wachtende natuer.
Eindelyk, na meer dan een uer, hield de regen op, zonder dat echter de zonne door de wolken boorde. Nu begon hier en daer een eenzame galm, als met wantrouwen zich te laten hooren; allengskens voegden vele andere stemmen zich erby. Het was alsof ergens een slaperige toonkunstenaer op een onmeetbaer klavier zyne handen liet dwalen, in afwachting dat het teeken hem wierd gegeven.
Eensklaps schoof de laetste wolk voor de zonneschyf weg; een prachtige stralengloed beglansde de glinsterende kruiden en lokte bloemen en bladen open.’
Ik las niets in dit heele boekje dat me méer genoegen deed dan deze bladzijde, met haren eenvoud, hare zachte gevoeligheid, hare onbeholpenheid en iets verouderds dat er nog zekere gratie aan verleent; en dat zij van Conscience zelve is, uit zijn ‘Boek der natuur’ het was me een soort vertroosting....
Edmond van Offel.