omsloten plantsoentjes en de huizen waren stil, zonder leven achter de hooge ramen. Daar waren er met hooge stoepen en groen-omleunde breede bordessen, waarnaast hooge, smalle ramen met veel kleine ruitjes; daar waren andere als kleine burgermanshuizen met smalle, lage deur, waarvan het bovengedeelte open stond en een inkijk liet in een donkere, stille gang; daar school ook een enkel klein huisje tusschen met winkelruitjes. Maar alle waren ze zonder gerucht, als woonde niemand daarbinnen.
Ervoor waren kleine, vierkante, met heldere steentjes bevloerde plaatsjes, alle met het eendere houten hekwerk afgesloten. Daar stonden bloemen buiten, potten met hel-roode geraniums of donkerder fuchsia's, neerbengelend van de bladen, en slanke palmen; en een enkele oude boom breidde er zijn knoestige takken tot tegen het huis. Uit de kleine plantsoenen rezen meerdere slanke boomen omhoog en vulden de lucht boven het pleintje met dichte bladerenmassa's waartusschendoor slechts hier en daar de hooge, grijze lucht zichtbaar was. Daaronder bloeiden wat kleurige bloemen in rood en paars en violet, een groote meidoorn spreidde wijd zijn roze bloempjes tusschen het groen van heesters en een gouden regen liet z'n gele trossen bewegingloos neerhangen in de doodstille lucht. Op de bekiezelde, met klimop omrande paden groeide het onkruid welig en de gouden regen had er zijn blaadjes, als kleine, gele vlinder-vlerkjes, neergestrooid over het hooge groen en de kleine, helle steentjes.
Er was nergens eenig leven. Geen gerucht kwam er uit de donkere huizen en geen vogel scheen te leven in de hooge boomen. Het was als een vreemde, levenlooze droom midden in het hart van de rumoerige stad. En voorzichtig, dat het geluid van mijn schreden de stilte niet storen mocht, liep ik langs het hooge ijzeren hekwerk van de plantsoenen onder het zware groen der booroen.
Plotseling schuifelde een zachte voetstap over de effen, gelijkmatige steenen van het pleintje. Een non in zwarte kleeding, de breede, ver uitstekende kap om het strenge, bleeke hoofd, kwam nader, schoof haast onhoorbaar mij voorbij en verdween in een deur.
Daar was een klein kerkje.
Het was er geheimzinnig-donker binnen. Om het altaar brandden de lichten rustig in de roode potjes en spreidden een weifelenden schijn rondom. De Christus-beelden en de kleurige schilderijen