Groot Nederland. Jaargang 8(1910)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] Twee gedichten Door Frederik van Eeden. De verre scheiding - de schemer - de nacht. Nu weet mijn hart geen beter raad dan al wat hunkert te begeven en op een liefelijker leven te wachten en een beter staat. Hoe pijnlijk smachten nu wij beiden naar het vergaan van wat ons scheidt. Ach! zelfs de zee van innigheid dooft nog de vlam niet van ons lijden. Wij zijn geboren tot verlangen naar wat dit leven niet vermag, wat wij alleen van heller dag en later glorie gaan ontvangen. - - - - - - - - - - [pagina 2] [p. 2] Het donkert zachtkens - en de dagen zijn gansch van avondrood getint. 't Is enkel in uw armen, kind! dat ik wat komen gaat kan dragen. - - - - - - - - - De nacht is vriendlijk. D'Oceaan wordt tot een fijne lijn verminderd en door geen ruimten meer verhinderd voel ik uw hart aan 't mijne slaan. [pagina 3] [p. 3] Toen ons kindje glimlachte. Toen hij geglimlacht heeft, 't eerst van zijn leven, kwam hij uit verre, stille landen zweven. Daar had hij geen gehoor en geen gezicht, en leefde alleenlijk bij inwendig licht. Daar is het eenzaam en geen enkel ding wordt er verwacht of laat herinnering. Alles is daar zeer ernstig, en de nacht heeft er geen weemoed, en ook niets dat lacht. Met al de strengheid in zich van die sferen kwam hij het luide, lichte leven leeren, de klanken en de groote mensch-gezichten, de schitteringen en de lampelichten. [pagina 4] [p. 4] 't Was alles hem oneigen en om 't even, want niets verbond hem met dit nieuwe leven. Tot hij zijn moeder en zijn vader zag, opmerkzaam op het wonder van hun lach. Dat vreemde teeken dat hij niet verstond, dat wonderlijk bewegen van hun mond, dat sein van liefde, met een zacht verdriet door 't weten van Verleden en Verschiet, dat zocht hij stil te ontvangen met begrip, zoo ernstig als de stuurman van een schip die zoekt op onbekende zee zijn koers en ziet een lichtsignaal door 't nevelfloers. Hij liet zijn ooge' als tweelingsterren gaan en zag ons beurtlings d'een na d'ander aan, alsof hij omzocht in zijn hartegrond of hij geen antwoord voor dat teeken vond. [pagina 5] [p. 5] Toen was het plotseling of een vogel diep in hem ontwaakte, die daar heel lang sliep, en met een schoone stem aan 't zingen ging, liedren van blijdschap en herinnering. En als een bloem uit 't verre schemerland ontbloeide in hem herkenning en verstand. Hij zond het liefde-teeken tot ons weer, Hij lachte zelf - en was niet eenzaam meer. Boston, 7 Nov. Vorige Volgende