Groot Nederland. Jaargang 5(1907)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 689] [p. 689] Verzen door Annie Salomons. Epithalaam. Ik weet het wel, dat nu een ander mint Haar leven om het licht van uw gelaat, Dat aan 'n andre vrouw in blank gewaad Een ceremonie u voor 't leven bindt;.... Maar ach, meen niet, dat ik haar daarom haat; Zij is, als ik, een droef-bedrogen kind, Dat denkt, dat liefde lauwheid overwint, En, minder nog dan ik, uw ziel verstaat. Want ze gevoelt niet, hoe d'erinnering schreit, Als ge haar zachtheid met uw zoen wilt loonen, En ze vermoedt niet in haar zekerheid, Dat ge bij elk lief woord mijn lach hoort hoonen. Nóch, dat ge iedren nacht haar ontrouw zijt, Omdat ge mij moet kussen in mijn droomen. [pagina 690] [p. 690] Groei. Meen niet, wanneer gë eenmaal wederkeert, - En ge zúlt keeren, lief, zelfs tege' uw wil, Want hij strijdt doelloos, die als ijd'le gril Het eeuwig-hem-bestemde van zich weert; - Meen niet, dat dan, wanneer uw bleek gelaat, Moe van ontbering, die ge u zelve zocht, Wel gaarne aan mijn schouder rusten mocht, En hunkerend uw mond naar kussen staat; Dat, zwichtend voor Uw blik, ik weer zal zijn De trouwe dienstmaagd, die gë eens verliet; Zíj wordt vertrapt, die eerst haar zelf verstiet, Leerde ik van u in wreede ontgoochlingspijn. En bleef mijn liefde vol en schoon ook nu, Wijl wat volmaakt is, eeuwigheid begrijpt, Haar deemoed is tot kracht'gen wil gerijpt Een zweepslag ter volmaking zij zë u! [pagina 691] [p. 691] Mea culpa. Zoo trotsch en sterk wilde ik u tegentreden, Een hooggestemde, heilig-reine vrouw, Die, bloei van jeugd omhuld met donkre trouw, Stil ging door 't leven met nooit wankle schreden. 'k Zag in visioenen, hoe 'k u groeten zou, 't Gelaat versmald, door wat ik had geleden, De lippen strak van strijd, om u gestreden.... En hoe gij wéénen zoudt in laat berouw. Nu eindlijk gij uw intocht houden wilt, Voel ik mijn oogen en mijn lippen branden, En de ingetogen deugd van jaren stilt Niet 't vretend wroegen om de versche schande, Dat 'k even, éven zalig heb getrild, Toen andre armen om mijn schouders spanden.... Mijn lief, ik heb zoo mooi, zoo hoog gewíld.... Laag ligt mijn voorhoofd op mijn heete handen. Vorige Volgende