Groot Nederland. Jaargang 5
(1907)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||
Domheidsmacht.
|
Herman ter Voorst. 51 jaar. |
Marie, zijn vrouw. 45 jaar. |
Alfred. nun zoon. 25 jaar. |
Clara, hun dochter. 20 jaar. |
Frits Weimer, Herman's vriend. 47 jaar. |
Dora Spronk. 30 jaar. |
Baron Echten tot Horve. 26 jaar. |
Huibert Beilen. 24 jaar. |
Een Dokter. |
De Corvin Pochalsky. |
Sientje, dienstbode bij Ter Voorst. |
Jakob, knecht bij Weimer. |
Een knecht bij Ter Voorst. |
Bezoekers op de ontvangdag van Mevrouw Ter Voorst. |
Bedrijf I speelt op een dorp; de overige bedrijven spelen in den Haag.
Eerste bedrijf.
Eerste Toneel.
Roken?
Och ja
Hè, wat ben ik moe en mat.
Te hard gewerkt voor je promotie?
Ook al. Ik wou van 't gezanik af zijn en 't lol maken begon me te vervelen. Ach, op de lange duur verveelt alles
Misschien wel tot armoe lijden.
Waarom niet!
Tot stelen soms ook?
Wie weet!
En waar ga je ondertussen het recht dienen?
Verdikke, ik moet een opkikkering hebben.
Ga naar den Haag, waar je ouwe heer woont. Die kan je voort helpen.
Mijn ouwe heer? Die lijkt wel suf geworden.
Eert uwen vader en uwe moeder, opdat....
Leuter niet, Huib. Vroeger schijnt de ouwe heer zo'n heethoofd geweest te zijn, dat ie 't nergens heeft kunnen bolwerken. Eerst was hij ambtenaar aan Binnenlandse Zaken, toen burgemeester, daarna redakteur van De Rechtsvriend en overal heeft ie 't met de lui te kwaad gekregen. Alles wou ie hervormen; geen knoeierijtje kon ie dulden. En kijk nu eens.... sinds hij lid is van de Tweede Kamer. Een slappe liberaal.... geen vis en geen vlees!
Toch zeggen ze, dat ie minister wordt.
Waarom ook niet? Tegenwoordig praat ie iedereen naar de mond. Ik geloof, dat mama hem suf heeft geraasd.
Kan die zó op d'r poot spelen?
Bij buien, ja
Eindelik? Ik ben gekomen, zodra....
Lieg nu maar niet! Zeg, Sien, heb jij de sleutels van die kast?
Wel neen! Maar u mag hier niet roken
Klets niet! Ik wou de Port hebben; die staat hier in. Kan je die kast niet openmaken?
Wel neen en al kon ik 't....
Wil jij wel eens fatsoenlik: neen, meneer zeggen, soepel kamerkatje!
Laat me los! God, meneer Alfred, wat gaat u doen?
Ik wil Port hebben. Heb jij sleutels bij je, Huib?
Mevrouw zal woedend zijn.
Sleutels? Ja wel
Meneer, meneer....!
Houd je haken t'huis!
Dat is toch stelen!
Is mama d'r goed soms mijn goed niet?
Maar wie krijgt de wind van voren? Aan u zegt mevrouw nooit iets.
Laat ik je bij voorbaat troosten.
Aha!
O God, o God! Straks komt mevrouw t'huis; je zal zien....
Ik zal jou met mannemoed verdedigen. Kom aan mijn trouwe borst!
Laat me toch met vrede! U weet meneer, dat mevrouw....
Pak aan, Sien en zuip. Houd vast, of ik laat 't op de grond vallen
Sien, op je gezondheid. Daar....
O!
Tweede Toneel.
Ja, dokter.... Wat is dat?
O mevrouw, 't is goed, dat u juist....
Ja, Sientje, 't is goed, dat ik dit juist zie. Je kunt van avond vertrekken
Maar mevrouw, laat me u toch vertellen....
Je hoeft me niets te vertellen. Ik weet wat ik gezien heb. Dokter, ga zitten.
Ja maar, dat....
Ik treed in geen woordenwisselingen. Neem mijn goed mee. En die open tuindeur!
Ziet u nou meneer.... Zeg nou toch eens....
Ruk uit!
Heb je nu geen enkel woord voor haar over?
Maak geen kouwe drukte! Over een half uur bindt mama zelf weer aan.
Hè!
Heel graag mevrouw, zal ik morgen komen eten.
Om zes uur dus.
Mevrouw.... Dokter.
En welke zijn nu de ziekte-verschijnselen, waarover meneer Alfred zich beklaagt?
In deze negerij, dokter, heb ik meer bepaaldelik hinder van gezondheidsverschijnselen.
Maak nu geen gekheid.
Jongen, jongen, wat een zwaarwichtig jongmens! Mag ik uw pols eens voelen.
Zou zijn hart wel in orde zijn?
Mevrouw.... uw zoon moest die Port met rust laten, wat minder lekker eten en elke dag minstens drie uren wandelen.
Wat een slijtage aan schoenen!
Dokter, u zou even goed kunnen zeggen, dat ie brievenbesteller moest worden.
Voor zijn gezondheid zou dat baantje inderdaad zo kwaad niet zijn.
Dokter, het geldt mijn kind! Ik verzoek u vriendelik ernstig te blijven
Mevrouw, ik ben zeer ernstig en als paardrijden of fietsen uw zoon beter aanstaat dan wandelen....
Dankje wel, al dat gezweet!
Zulke heftige bewegingen kunnen onmogelik goed zijn. Vroeger heeft u zelf gezegd, dat Alfred niet sterk was.
Niet sterk; maar evenmin ziek.
En die elektriese pillen, waarvan ik u sprak?
Hier mama.
Ik ken die pilletjes, mevrouw. Ze zijn uitstekend; maar.... uitsluitend voor de aandeelhouders van de fabriek.
Zouden dan al de verklaringen en attesten van dit prospektus gelogen zijn?
Goed. Laat uw zoon die pilletjes slikken. Als hij dan ook maar veel beweging neemt, minder smult en vooral de Portfles met rust laat.
Mama, die dokter is een uil.
Ik ben ook niet met hem ingenomen; maar je papa wou, dat ik hem nemen zou. Enfin.... nu mag je tenminste die elektriese pillen gebruiken. En eet jij maar zoveel als je lust, m'n jongen. Als veel lopen zo gezond was, zouden er geen aparte dokters bestaan voor de Soldaten.
Een enkel glaasje Port zal me ook geen kwaad doen.
Maar niet te veel
Hè, wat heb ik gerend! 't Is zo'n aardig dier, moesje! Zo vrolik!
Wie een hond aanhaalt, haalt de meester aan!
Dat ouwe mannetje met z'n pruik?
Doe 't asjeblieft nooit weer.
Ja, nu komt boontje om z'n loontje.
En Sientje heeft toch heel veel goeds, mama.
O, als ik niet wil, hoef ik haar niet te laten gaan. De waarheid zal ze horen; maar als ze weg wil, zeg ik: niet voor je tijd om is. Freddie, nu geen ramen meer openzetten, hoor!
Maak u geen zorgen.
Derde Toneel.
Wat ben jij gehoorzaam!
't Is me hier veel te muf. Wat heb ik je nu gezegd van Sien? Zie je wel, dat ze blijft.
't Was toch niet mooi van je.
Ach, jij bent veel te lang achtereen op je kostschool gebleven. Jij kent mama niet zoals ik. Ik laat haar kalm praten en krijg ten slotte toch m'n zin. Trouwens.... de ouwe heer spreek ik ook nooit tegen.
Heel eerbiedig.
Is 't doelmatig of niet?
Juffrouw, daar is de baron.
Welke baron?
Echten natuurlik.
Zeg 't maar aan mama, Sientje.
Dat heb ik al gedaan; maar mevrouw verkleedt zich. Ze vraagt of u ontvangen wil.
Verzoek meneer Echten dan binnen te komen.
O, die lepe mama!
Wat bedoel je?
Net of jij niet weet, dat je barones Echten tot Horve moet worden.
Alfred, ik verzoek je vriendelik....
Uit te rukken! Ik snap er alles van. Aangenaam vrijen, lieve zus! Vertel maar niet aan je aanstaande, dat je socialiste of ten minste vrijzinnig demokraat bent.
Ach!
En denk er aan: geleerde vrouwen kan de baron evenmin uitstaan als geleerde vlooien. Dat heeft ie verleden week nog op de soos verklaard.
Vierde Toneel.
Dag meneer Echten; hoe gaat het u sedert gisteren? Mama komt dadelik.
Juffrouw ter Voorst, ik heb heus geen geduld nodig om in uw gezelschap te mogen wachten.
O, als 't u belieft geen komplimentjes. Dan weet ik nooit wat ik antwoorden moet.
Zonder komplimentjes dan. Heeft u lust van daag eens te komen kijken naar mijn nieuwe vijver? Dan haal ik u en uw mama met de Victoria af. U weet: 't is helemaal aan 't andere eind van Buitenlust.
O, een rijtoertje.... dat is heerlik! Als mama nu maar wil.
Dat is in orde.
Weet ze dan al, dat u....?
Ik heb ze eens gepolst.... gisteren.... eventjes.
Dat is dus buiten me om al afgesproken. Nu.... dan.... dan hoef ik.... dan zal mama zeker met u meegaan.
Maar u toch ook,
vindt u 't bij nader inzien beneden uw waardigheid naar zo'n waterplas te kijken, die bestemd is voor eendjes, pelikanen, zwanen en andere mooie maar onnutte beesten?
Ik begrijp niet goed wat u daarmee zeggen wil.
U is zo knap.
Wat weet u daarvan?
Meer dan u denkt. U herleidt uit 't hoofd graden van Fahrenheit in Celsius.
Heeft mama u dat ook al verteld?
Me dunkt, dat ze daarmee geen kwaad van u heeft gesproken.
Maar ze heeft u in de gelegenheid gesteld mij uit te lachen!
Ik bewonder u.... integendeel.
Zoals u geleerde vrouwen bewondert, niet waar?
Aha! Waait de wind uit die hoek. Ik heb gezegd, juffrouw ter Voorst, dat ik u voor heel knap houd, maar daarmee bedoel ik volstrekt niet geleerd. Als ik u voor een geleerde vrouw hield, zou ik ook tegen u opzien.... zeker; maar.... dan zou ik u tegelijkertijd.... beklagen.
Waarom?
Omdat ik overtuigd ben, dat een geleerde vrouw niet gemakkelik kan worden.... een gelukkige vrouw.
Dus vindt u die knapheid van mij.... eigenlik.... nog heel kinderachtig. 't Is waar.... ik ben pas veertien dagen van school en....
Maar ik protesteer tegen die uitlegging van mijn woorden. Ik vind u in 't geheel niet kinderachtig en gisteren, toen u zo kranig te paard zat....
O, dat paardrijden vond ik verrukkelik! Dat kleine galopje.... ik voel 't nog!
En die kalmte, toen het schimmeltje een paar kabriolen maakte! Uw mama werd doodsbleek; u maakte niet eens een zenuwachtige beweging.
Ik zou me doodgeschaamd hebben.
Zou u niet geregeld les willen nemen?
Wat graag!
Uw mama heeft er niets tegen.
Dat heeft u dus ook al met mama besproken?
Wanneer de eerste les? Morgen?
O, we hebben de tijd. Vooreerst heb ik nog te veel te doen?
Sociaal werk?
Nu steekt u weer de gek met me.
Waarom denkt u dat toch? Hebben we dan gisteren niet heel ernstig samen gedebatteerd? U zei, dat eigenlik alle mensen evenveel geld behoorden te verdienen, een minister niet meer dan een opperman, en dat een Staatskommissie bepalen moest wat ieder zou worden.
Toen is u een poosje ernstig geweest om me goed te doen begrijpen, dat ik heel dwaze dingen beweerde. Beken ten minste, dat u nu lacht.
Ik kan 't nu eenmaal niet laten te lachen, wanneer ik denken moet aan
Leest u dan nooit iets over de maatschappij in ernstige boeken of tijdschriften?
Wel zeker; maar zodra ik gelezen heb van iemand, die zegt: alles moet rood worden, neem ik iets ter hand van een ander, die beweert, dat 't zwart moet zijn en dan kom ik geregeld tot 't besluit, dat 't wel blauw-blauw zal blijven.
En als u leest van al de armoede, al de ellende en al 't onrecht, dat er op de wereld is, begint er dan in uw binnenste nooit iets te koken? Denkt u dan nooit eens: ik wil medehelpen tegen al dat kwaad te strijden.... dat is mijn plicht?
Maar, juffrouw ter Voorst, de geniaalste koppen van alle volken en alle eeuwen hebben dat kwaad niet kunnen uitroeien. Zou 't nu niet vreselik pedant van me zijn als ik aannam, dat mijn alledaagse bol daar wel toe in staat was?
Dat is maar een uitvlucht. U hoeft alles niet alleen te doen en wil ik u eens wat vertellen: U meent weer niet wat u daar zegt.
Wat? Ik, die u mijn geheimste gedachten biecht, ik zou....
U houdt u zelf volstrekt niet voor zo dom en ook niet voor zo'n vreselike egoist. Trouwens.... als u wèl meende wat u gezegd heeft....
Zou u me dan een onmens, een zedelik monster vinden?
Dat niet; maar.... dan zou ik u ook.... beklagen.
Oho.... Ja.... beklaagd word ik niet graag.... vooral niet door u. Nu.... laat me 't dan maar bekennen. Ik meen wel wat ik zeg; maar ik heb niet alles gezegd wat ik meen. Ik had gehoord.... ik vreesde....
ik dacht u voor teleurstellingen te moeten waarschuwen en.... tegen overdrijving. U heeft gelijk: ik ben egoïst en.... in zo verre mag.... ja, moet u me beklagen. Want dat egoïsme is drukkend.... dodend zelfs. Ik zou m' er zo graag van ontdoen. Kan u daar in treden?
Als u.... ik vrees.... neen; ik....
Ik zou heus graag belang stellen in iets anders dan alleen in me zelf; maar.... dan zou ik eerst 't recht moeten hebben belang te mogen stellen in.... iemand anders.
Denkt u er wel aan, dat de tijd onderwijl niet stil heeft gestaan?
Al zó laat?.... Hoe jammer! Ik wou juist.... maar.... Ja.... Jan heeft zeker de schimmel al opgetuigd.... en uw mama.... Neen, dan moet ik....
Dat heb ik nog nooit gedaan.
Dat is niets. Ik kom naast u zitten en onder 't rijden zal ik u nader uitleggen....
Vijfde Toneel.
Overdrijving?.... Hij had gehoord....hij vreesde....
Echten al weg? Ga je dan maar gauw kleden, Clara.
O, ja.... u weet er al alles van, hè.
Je kon je nieuwe blauwe wel eens aandoen. Die staat je zo beelderig.
Moesje lief. Ik moet u eens wat zeggen. Luister even bedaard naar me en word niet boos.
Wat is er nu? We mogen Echten niet laten wachten.
Een enkel ogenblikje maar. Ga nu eens hier zitten. Even.... toe.
u meent 't altijd goed en lief met me. Denk niet, dat ik daaraan twijfel. Zal u niet?
Wat dan?
Toe, spreek niet meer over mij tegen.... tegen kennissen of wie ook. Vertel ten minste niets van mijn ideeën.... mijn wensen.... mijn plannen....
Dat doe ik nooit.
Och, moesje, zeg dat nu niet. U bedoelt er niets kwaads mee; dat weet ik wel; maar meneer Echten....
O Echten, dat is wat anders. Jij mag Echten wat graag lijden. Denk je soms, dat ik 't niet gemerkt heb? Kom, malle meid! En Echten is op jou.... tot over z'n oren!
Maar mama, hoe....
Kleur nu maar niet. Er steekt geen kwaad in. Je hebt er toch allebei de leeftijd voor.
Ik, die zo van school kom?
Dat ie van adel is, kan me niet schelen.... Wat heb je in de tegenwoordige tijd nog aan een titel? Maar 't is een nette jongen, van goeie familie, rijk.... Je zou wel mal zijn als je je onverschillig toonde!
Maar Echten kent me niet. Als u hem niet allerlei opgesmukte verhalen had gedaan.... van mijn geleerdheid, van....
Dat heb ik volstrekt niet! Het tegendeel is waar! Je weet heel goed, dat ik niets op heb met die geleerdheid.... die idees van je socialistiese kostschoolvriendin, juffrouw Drumont.
Och, mama, geef niet altijd met zulke grote woorden af op iemand van wie u niets weet. Juffrouw Drumont is geen socialiste. Ze heeft me les gegeven in 't Frans en....
Ik heb alleen aan Echten gezegd: doe me 't genoegen en praat Clara die gekheden uit d'r hoofd. Naar mij luistert ze niet; maar....
Dus.... al wat meneer Echten zei.... kwam eigenlik uit uw koker?
Zeker.... dat is te zeggen: wel neen; maar hij denkt net als ik.
O God, mama, wat is dat nu ellendig!
Hè, kind, vlieg toch zo niet op! Je papa kon vroeger ook zo opvliegen. Is 't weer verkeerd wat ik gedaan heb?
Als je niet vertrouwen kunt, dat iemand meent wat ie zegt.... dat het uit hem zelf komt! Als je denken moet, dat er achter je rug over je verhandeld is.... dat er afspraakjes zijn gemaakt!
Wat.... afspraakjes?
Net als vroeger, toen papa Sint Niklaas vertoonde en u maar volhield, dat Sint Niklaas er werkelik geweest was, tot ik eindelik zijn baard in een kast vond. Toen had ik ook al dat onaangename gevoel van voor de gek te worden gehouwen.
Je bent weer zo overdreven!
En dat hij zich tot zo iets laat gebruiken!
Ach! Je moest blij en vereerd zijn, dat Echten zoveel belang in je stelt en ernstig met je praten wil. Een andere man zou al lang z'n schouders hebben opgehaald. Al die gekheid van tegenwoordig! Weet je wat een man van een meisje van jouw stand verlangt? Dat ze zich goed voordoet, dat ze er aardig uitziet en dat ze een beetje konversatie heeft. De rest komt van zelf. De maatschappij.... Ik heb in mijn jonge jaren m'n hersens met die maatschappij niet gekrenkt, hoor.
Waarom heeft u me dan allerlei dingen laten leren.... waarom moest ik aktes halen.... waarom werd er altijd op aangedrongen, dat ik werken zou en knap worden?
Dat heeft je papa zo gewild!
Waarom dan?
Omdat.... omdat hij trots wou zijn op z'n dochter.
Daarom alleen?
Wou je hem dat soms kwalik nemen?
Och, neen, moesjelief. Ik wou zijn bedoeling begrijpen.
Dat heb ik je al dikwels gezegd: papa moet in den Haag wonen, omdat ie lid is van de Tweede Kamer.
Wij konden toch ook in den Haag wonen.
Dat zou te duur uitkomen en hier is de lucht ook veel beter.
Dat mag alles waar zijn.... er steekt meer achter.
In alle geval.... wat je papa gedaan heeft, je kunt er op vertrouwen, dat ie er zijn goeie redenen voor had.... al kan hij die aan z'n kinderen niet openbaren.
Moederlief, 't is heel wel mogelik, dat ik nog te jong ben om die redenen te begrijpen. Maar.... dan ben ik ook nog te jong.... nog veel te jong om te trouwen. Ik wil weten, goed weten wat ik doe. Ik dank er voor door mijn man behandeld te worden als een onmondig kind, dat ie maar wat wijs kan maken!
Alles leg jij verkeerd uit. Nu.... ik ben anders geweest! Toen jouw vader mij het hof maakte, heb ik me eenvoudig afgevraagd: houd
ik van hem of niet. Ja, eigenlik dat niet eens, want ik wist 't wel van zelf, dat ik veel van hem hield.... meer nog dan hij van mij.
't Kan wel zijn, moesje; maar.... ik ben nu eenmaal niet zo.
Jij zit je zelf in de weg; dat is je ongeluk en als je niet bij tijds inziet....
Ach, mama, laten we daar nu maar niet over door gaan. Ze me liever oprecht: heeft u met meneer Echten gesproken over de mogelikheid, dat ik z'n vrouw zou worden?
Ik.... wel....
Heeft u hem niet aangemoedigd.... niet gezegd, dat hij me vragen moest?
Ik weet 't al zo presies niet meer.
Wat ik u bidden mag, draai er niet om heen! U weet 't wèl en....
Mevrouw.... daar is 't palfreniertje van de baron. Meneer wacht met 't wagentje aan 't achterhek.
Goed, Sientje, we komen.
Mama, ik ga niet mee.
Wat zijn dat nu voor kunsten?
Ik verkies niet overrompeld te worden.
Moet ik daarom een gek figuur maken?
Als hij me vraagt, kan ik evenmin ja zeggen als neen en dus....
Voel je niet, dat die man je nu voor onbeleefd en nukkig zal houwen? Zo heb je zijn voorstel aangenomen en een half uur later.... Kom toch mee....
Beloof me dan één ding.
Wat?
Dat u Echten eerst onder vier ogen ernstig en dringend verzoeken zal voorlopig niet met me te spreken over trouwen.... daar zelfs niet op te zinspelen.
Ben je dwaas? Zulke praatjes houd ik niet.
Als u maar begrijpt, dat ik dan zelf zulke praatjes zal moeten houwen.
Je zult 't wel uit je hoofd laten.
Neen, mama; ik wil u geen displezier doen; maar....
Je zult wel wijzer zijn, hoor!
Moeder....
Zesde Toneel.
Zevende Toneel.
Ja, meneer, net uitgerejen.
Jammer. Grijp intussen een stoel, Weimer.
In zo'n ouwe vriendschap als de onze ligt toch een merkwaardige kracht.
Niet waar? Geen vijftig woorden hebben we samen nog gewisseld en dadelik is 't, of we elkaar gisteren voor 't laatst hadden gesproken.
Toch is dat zes en twintig jaar geleden.
Ja. Zo lang als ik getrouwd ben.
En ik geloof, dat je van mij niet veel meer afwist dan dat ik nog bestond.
O, neen. Ik heb je gevolgd. Het laatst ben je in de West bij een assurantie-maatschappij geweest.
Presies. Nu.... ik had jou ook niet helemaal uit 't oog verloren.... tot m'n spijt.
Tot je spijt?
Ja zeker. Heugt 't je niet, dat ik je Luther noemde om de heftigheid van je hervormingswoede?
En dat wij 't nooit eens waren, hè?
Ja, zie je.... jouw grote idealen: alle erfenissen aan de Staat bij wijze van enige belasting; daartegenover afschaffing van alle andere belastingen.... dat ging mij veel te ver. Ik was en ben nog een voorzichtig mens. Maar.... je meende wat je zei.... je vocht voor je idees.... dat trok me aan; dat bewonderde ik. En nu....wat is er van je geworden?
Wel,... met alle bescheidenheid zij 't gezegd: een lid van de Kamer, dat op menig suksesje kan bogen.
Waarvoor hij dan ook zijn vroegere idealen verloochent.
Geloof jij dat?
Me dunkt....
Begin met een hartsterking te nemen.
Ja wel.
En heb je je wel eens af gevraagd: hoe komt 't, dat een idee eerst schijnbaar verloren moet gaan en dan nog eens bedacht moet worden om algemene instemming te vinden?
Idees moeten rijpen of liever de mensen moeten rijpen voor een idee.
Ik zeg: geen idee heeft ooit kans verwezenlikt te worden, eer de domheid er zich van heeft meester gemaakt.
Dus volgens jou regeert de domheid de wereld.
Zowel in 't groot als in 't klein komt niets tot stand, of de domheid moet 't gewild hebben.
Ja wel; maar.... die domheid brengt toch dikwels iets heel anders tot stand dan ie beoogd heeft.
Daarvoor is de domheid.... domheid. Maar om nu op me zelf te komen: er is een tijd geweest, dat ik dacht: wat logies en verstandig is, moet overwinnen. Dat was de tijd van m'n hervormingswoede en ook de tijd, dat ik met m'n kop vooruit tegen allerlei muren opstormde zonder ooit een steentje van z'n plaats te brengen. Denk nu niet, dat 't me berouwt die tijd gehad te hebben. Al heb ik niets verkregen dan teleurstelling en ondank.... veel zaad heb ik toch uitgestrooid en wat daarin goed en levensvatbaar was.... dat zal wel eindigen met te ontkiemen en op te schieten, al wordt 't koren dan ook door een hoop domme maaiers geoogst en al zal 't dan misschien maar aan een enkele historiekenner blijken, dat ik zo'n eerste denker van een idee ben geweest. Maar.... nu 't vuur in me een beetje begint te doven.... al ben ik niet zo'n verloochenaar van m'n idealen als jij gelooft.... nu wil ik toch ook wel eens een ziertje erkenning oogsten, een beetje plezier beleven van m'n werk.
En daarom ben je bezig de domheid te vleien?
Niet te vleien; maar te leien. Wat die domheid wil, moet toch gebeuren. Of we hoog springen of laag.... daar moeten we doorheen.
Als je de zaak zo beschouwt....
Heb ik me dan gerechtvaardigd?
Zeker verontschuldigd; maar.... zie je.... ik moet er toch eens over nadenken.
Voorzichtig als altijd, hè? 't Is goed. Dus.... later meer hierover. Vertel me nu eens waarom jij de West hebt verlaten?
Wel.... op den duur kon ik 't klimaat niet verdragen. Nu zoek ik in Nederland een betrekking te krijgen.
Op dit afgelegen dorp?
Neen; hier ben ik om een andere reden. Och.... zie je.... jij mag die reden wel kennen, als je er voorlopig maar over zwijgt. Ik ga trouwen.
Zo.... zo. Wel komaan. Beter laat dan nooit; maar van harte gelukgewenst. Woont je aanstaande dus hier?
Een paar huizen van je af. 't Is Dora Spronk. Misschien ken je ze wel?
Aha, 't mooie dochtertje van de gewezen aktrice. Jongen, jongen, ik maak je m'n kompliment over die verovering.
En Dora is niet alleen mooi; maar biezonder verstandig en zeldzaam lief. Een allerbekoorlikst vrouwtje; dat verzeker ik je.
Zeven en veertig jaar en nog zó verliefd!
De haren zijn vergrijsd; maar 't hart is jong gebleven.
Gelukkige kerel en.... gelukkig ook voor Dora, die toch zeker een vijftien.... zestien jaartjes met je scheelt.
Vin je dat te veel?
Als je hart zo jong is gebleven? Wel neen. En wat wou je worden?
Ik dacht over burgemeester; maar 't ongeluk wil, dat de demissionaire minister geen benoeming wil doen en dat 't nieuwe ministerie op zich laat wachten.
Jij kunt ook zwijgen; daarom wil ik jou wel vertellen, dat op dit moment een voordracht met mijn naam er op bij de koningin is.
Aha! Nu.... dan wens ik je bij voorbaat ook geluk. Dus krijgen we nu een ministerie, dat de domheid zal leiden en in de goede richting sturen?
Heb jij ooit een ministerie gezien, dat zelfs maar probeerde iets anders te doen? Maar.... kerel.... daar valt me iets in.
En dat is?
Als jij me werkelik gevolgd hebt, dan weet je, dat ik in de Kamer steeds aangedrongen heb op een Rijksbank voor verzekering tegen ziekten en ongelukken. Wordt ik minister, dan zal ik vóór alles m'n best doen die bank tot stand te brengen. Zou jij er direkteur van willen worden?
Willen? Wat graag; maar....
Met je huwelik zal je dan een beetje geduld moeten oefenen.
Tenzij ik 't waag te trouwen op de mooie kans.
Ik zie met genoegen, dat je toch iets minder zwaartillend bent dan vroeger.
De tovermacht van de liefde.
Die heeft al wat op d'r geweten. Nu.... denk er over en voorlopig mondje dicht.
Daar kan je op rekenen
Och.... dat is een onverkwikkelike zaak, waarin de domheid ook al een hoofdrol heeft vervuld; maar ik vertrouw, dat de kwaje tijd nu achter de rug is. Mijn vrouw en ik..... we hebben zo zoetjes aan de leeftijd bereikt, waarin de jaloezie, die grote klip in 't vaarwater van de huiselike vrede, genoeg afgesleten en verweerd is om geen gevaar meer op te leveren.
Zo. Heb jij met de jaloezie geworsteld. Dat schijnt een boze vijand te zijn. Ik hoop niet, dat ie Dora of mij ooit te pakken zal krijgen.
Daar kan je vooruit niets van zeggen. Wat mij betreft: 't is geleden; schwamm d'rüber; maar.... stil eens
Niet lang.
Alleen maar om kennis te maken.
Achtste Toneel.
Wat is dat? Herman? Jij hier? Zo onverwachts?
Hoe gaat 't? Mag ik je voorstellen: mijn ouwe vriend, Frits Weimer.... mijn vrouw.
Heel aangenaam, meneer Weimer. Is u met m'n man uit den Haag meegekomen?
Pardon, mevrouw, we hebben elkaar hier bij toeval ontmoet.
Weimer heeft hier zaken te doen.
En daar 't al wat laat geworden is, hoop ik, dat u 't me niet kwalik neemt, als ik nu heenga. Indien u 't me vergunt, breng ik een andermaal u een langer bezoek.
De vrienden van Herman zijn ook mijn vrienden, meneer Weimer.
Mevrouw, ik hoop u 't bewijs te kunnen leveren, dat ik die vriendelike woorden op hoge prijs stel. Tot spoedig dus. Adieu, Herman.
Ik zal je even....
Neen, neen; blijf binnen. Ik kom er wel uit. Mevrouw.
Negende Toneel.
Jij onverwachts over.... een toevallige ontmoeting met een ouwe vriend, van wie je me nog nooit gesproken hebt....
Ach, ja wel, al ben je 't vergeten.
Er gebeuren hier vreemde dingen.
Zoek er maar niets achter.
Wat voor zaken kan die man hebben in dit afgelegen dorp?
Dat mag ik je nog niet zeggen.
Weer iets geheimzinnigs. Ik onderstel toch, dat als jij....
Neen! Nu geen onderstellingen.... En hoe gaat 't hier? Jij ziet er patent uit. Is Clara gezond en fris van school gekomen?
O ja; ze is nu veertien dagen t'huis. D'r gezondheid laat gelukkig niets te wensen over. Andere dingen bevallen me, helaas, minder. Haar idees.... dan die bruuskheid.... die exaltatie....! We zouden uit rijden gaan; maar door haar schuld moesten we hals over kop naar huis terug. Ach.... daar moet ik eens rustig met je over spreken. Freddie is.... wel, ik vind, dat de jongen er weer slecht uitziet.... heel slecht.
Nog altijd? Toen hij in den Haag was, dacht ik: de promotiefuif zit je nog in de kleren; maar buiten zal je wel bijkomen.
Jij schijnt nog maar altijd niet te willen geloven, dat de jongen zwak is. Ik vat alleen niet hoe hij zo zwak komt. Wij zijn toch allebei gezond.
Ja; maar wij zijn niet op de akademie geweest. Je weet, dat ik hem liever in de handel had laten gaan. Dat vond jij te min; de jongen moest studeren....
O Herman, mijn wil heeft nooit meegeteld. Freddie wou 't zelf en de dokter had gezegd: de jongen is zenuwzwak.... geef hem zoveel mogelik z'n zin.
Enfin, ik heb toegegeven en hij is dan eindelik gepromoveerd. Met dat laatste ben ik al wonder wel in m'n schik. Dat zoontje heeft me heel wat geld gekost.
Maar vertel me nu eens waarvoor je....
Waarvoor ik overkom. Wel, ik kom je een voorstel doen, dat, ik hoop 't.... je volle instemming zal hebben.
Een voorstel? Jij.... aan mij?
Wat zou je er van denken, als wij weer samen gingen wonen?
Hier?
Neen; in den Haag.
Je weet, Herman, wat ik altijd heb gezegd. Jij hebt te bevelen; ik.... te gehoorzamen. Dat ik verwonderd ben....
Alleen verwonderd? Niet verblijd?
Ook wel.... ten minste.... 't hangt er van af....
Je weet, dat 't altijd mijn plan is geweest. Deze toestand was maar tijdelik.
Hij duurt anders nu al tien jaren.
Des te meer reden om er een eind aan te maken. Al die tijd heb ik m'n huiselik leven moeten missen. Je weet, hoe ik daaraan gehecht was.
Je eigen verkiezing.
Nu.... ja; maar ondertussen heb ik m'n hoop op een betere toekomst behouden. En nu Alfred gepromoveerd, Clara van school af is.... moeten we, dunkt mij, met die toekomst een begin maken
Herman.... toen je zei: de kinderen gaan 't huis uit en wij van elkander, was mijn antwoord: wat jij ook goed en nodig zult vinden.... ik zal me zonder morren er in schikken.
Zeker; ik erken 't graag.
Op dit dorp en zonder de kinderen was mijn leven niet amuzant.
Je hadt ergens anders kunnen wonen. Jij hebt deze woonplaats zelf uitgekozen.
Voor de gezondheid van de kinderen.
Voor de Tweede Kamer.
Ik vraag niet waarom.
Als je dan maar toegeeft, dat ik geen andere reden had.
Dat is jouw zaak. Ik onderstel....
In Godsnaam, Marie, kom niet met onderstellingen aan. Dat ellendige onderstellen is eigenlik de bron geweest van onze hele ellende. Kom....
laat ons niet zo doorgaan. Van nu af aan mogen we geen onaangename woordenwisselingen meer hebben. Ik zal alles doen om ze te vermijden; wil jij ook....
Ik ben me niet bewust, Herman, je ooit reden tot zulk een onaangename woordenwisseling te hebben gegeven.
Des te beter; maar....
En al heb je me gekwetst in mijn teerste gevoelens....
Daar hoefde ik niet aan te denken. Ik heb je nooit bedrogen.
Dat is een kwestie tussen jou en je geweten.
Maar houd me nu één ding ten goede: je hebt toch maar nooit een schijntje van bewijs....
Wat jij wenst, Herman, zal gebeuren, net als vroeger.
Zo is 't goed. We zijn nu al weer tien jaar ouwer geworden. Me dunkt....
Voor een vrouw is tien jaar zeker heel veel; maar voor een man.... een gezonde man als jij....
Gezond; maar over de vijftig.
Je weet heel goed, dat je daar niet naar uitziet. Nog geen enkel grijs haar in je knevel. Je vriend Weimer lijkt veel ouwer.
En toch is hij vier jaar jonger. Maar wat drommel, waarom zouden we ons best niet doen zo lang mogelik jong en vrolik te blijven? Kom, Marie, geef me nu eens een hartelike zoen en neem er een van mij aan. Wil je?
Herman, je weet, dat ik nooit iets anders heb gezocht dan jouw geluk en het geluk van onze kinderen.
Kindlief, ik ben er van overtuigd. Ondanks onze wederzijdse grieven hebben we altijd....
Tiende Toneel.
Hé, Papa! U hier?
Hoe gaat het mijn lieve Clara? Kind, je ziet er als een appeltje uit; maar.... wat kijk je ernstig.
Ik ben ook weer een jaar ouwer geworden sinds u me 't laatst heeft gezien.
Het ene ogenblik is Clara oud; het andere is ze te jong.
Dan zullen we samen eens uitrekenen hoe oud ze eigenlik zijn mag.
Zo, ouwe heer, hoe gaat het?
Best, meester in de rechten, en jij?
Nu.... la.... la
Wat kongestief, hè?
Een telegram, meneer.
Nu al? Dat is vlug.
Verwachtte je dan een telegram?
Ja.... ik....
Wat?
Lees maar
O, dat vind ik prettig!
God.... Herman.... minister! Jij minister!
Is papa minister geworden?
Sakkerloot!
Daar waren jelui niet op verdacht, hè?
Dan krijg je nu toch eindelik eens de kroon op je hoofd.
O, vadertjelief, hoe heerlik! Ik ben trots op u, hoor! Laat me u nog eens een zoen geven. Hartelik gelukgewenst!
Door mij ook, Herman. Wat een triomf!
Ouwe heer, mijn kompliment. Krijgen we nu een fijne fles?
Alfred, m'n jongen, de fijne fles zal je hebben en met die fijne fles zullen we drinken op de toekomst. Ik hoop, dat ik eer met je zal inleggen en dat die toekomst ons allen veel geluk en veel gezelligheid zal brengen. Ondertussen, als 't je te moeilik valt vader of papa tegen me te zeggen, doe me dan 't genoegen en noem me goeie of liever beste vrind. En nu, kinderen,
Einde van het eerste bedrijf.
Tweede Bedrijf.
(Een groot jaar later).
Eerste Toneel.
Een boterham, een zacht gekookt eitje, de trekpot, melk, suiker en een kopje. Zet alles boven op 't gangtafeltje, tik dan aan meneer Alfred z'n deur en zeg hem, dat het al over half tien is.
Best, mevrouw.
Is juffrouw Clara nog niet t'huis?
Neen, mevrouw; de juffrouw heeft van morgen al om kwart over zevenen d'r glas melk gevraagd. Ze staat nog eer op dan wij.
Ja, ja, ik weet 't.
Is dat voor mij?
Ja meneer.
Laat dat ei dan maar hier en 't brood ook.
Maar Freddie, eet je nu weer niets?
Neen, mama, ik heb geen trek; mijn maag is van streek.
Is er weer iets aan de hand?
Papa heeft me gisteren avond weer eens de waarheid gezegd. O, heel flink; maar waar dient dat nu toe? Ik geef hem immers gelijk. Maar als ik geen zaken, geen mooie zaken krijg, verveel ik me en als ik me verveel, raak ik aan de boemel.
Ach, God; ach, God!
Van nacht heb ik geen oog dicht gedaan. 't Is, of m'n kop splijten zal. En wat vraag ik? Een ellendige vijfhonderd pop.
Maar je hebt ook al zo dikwels geld gevraagd en je hadt me zo vast beloofd geen....
Ach! Wat beloofd? Als je in de rats zit, zou je immers wel beloven de maan uit de hemel te halen!
Ik had je toch pas weer honderd gulden van m'n kleedgeld gegeven.
't Was een ouwe beer, waar ik al niet meer aan dacht. Maar breek daar uw hoofd niet mee; de ouwe heer betaalt.
Betaalt ie?
Daar moet hij immers toch mee eindigen. Maar laat me nu even uitspreken. U weet wat het buro van konsultatie is, niet waar?
Waar je een advokaat krijgt als je onvermogend bent?
Presies. Nu.... dat buro heeft me toegevoegd aan een keukenmeid.
Aan een keukenmeid? Jou? De zoon van een minister?
Fijn zaakje, hè? Dat noemen ze dan de verheven roeping van een advokaat? Keukenprinsessen verdedigen! Ik heb er dan ook feestelik voor bedankt; maar nu ben ik voor de deken van de orde der advokaten moeten komen om me te verantwoorden. Ja wel! Kent u die deftige pisang? Zó'n ventje.... met een bult. En dat wou nog erg uit de hoogte doen. Zo'n krates! Ik begon te lachen en.... dat heeft hij me verdomd kwalik genomen. Nu moet ik weer verschijnen voor de Raad van toezicht en discipline van de orde der advokaten. Is dat een gedonderjaag!
God, jongen, wat kan die raad van.... die raad.... wat kan die je doen?
Waarschuwen, berispen, schorsen, des noods afzetten.
Freddie, Freddie, wees toch voorzichtig. Denk toch aan je toekomst, je carrière.
Ja wel; dat zegt de ouwe heer ook. En daarom wil hij die vijfhonderd gulden wel betalen; maar dan moet ik voor die raad van toezicht schuld erkennen en m'n hoofd buigen.
Wees maar blij, als je er zo afkomt.
O, tegen die verwaande confrères van me zou ik met plezier spelen: aap wat heb ie mooie jongen. Als ik daarmee nu maar uit de brand kwam. Maar ik heb nog drie andere beren: een van twee honderd, een van vier honderd en een speelschuld van twee duizend.
Nog zes en twintig honderd gulden! Maar, m'n hemel, jongen, waar moet al dat geld van daan komen? Je weet toch hoe papa in geldzaken is.
Deun, ja, verdomd deun!
Alfred, je papa heeft 't niet aan je verdiend, dat je op die toon van hem spreekt. Me dunkt, dat je ons genoeg geld hebt gekost en wij zijn lang zo rijk niet als jij schijnt te denken.
Ach, kom! Een minister zou geen krediet hebben en net zoveel geld kunnen krijgen als ie maar wil! Maak dat de poes wijs! Neen, de ouwe heer heeft 't land aan me, omdat u van me houdt. Dat is de hele zaak.
Och, och, wat zal dat nu weer een onaangenaamheden geven! En wat moet ik zeggen? Wat moet ik doen? Ik heb je al zo dikwels geholpen en voorgesproken.
Wat baat ook al dat gemors? Laat me leven zoals 't de zoon van een rijke meneer.... een minister past, of.... laat me op avontuur de wereld ingaan. Ik moet met geld kunnen smijten, of ik moet er een sport van maken geld te verdienen. De rest laat me koud. Wil de ouwe heer niet meer afschuiven.... nou, ook goed. Dan word ik akteur of reiskoerier, des noods zakkeroller. Maar dat krenterige dubbeltjes-omdraaien....!
God, Freddie, kind, spreek zo niet. Ik word er koud van. Ik geloof, dat jij tot alles in staat zoudt zijn. Maar.... wacht.... laat eens zien.... Ja, 't is waar, die zijn er nog....
Wat?
Ik heb een hypotheek.... van mijn eigen geld. Daar wordt alle jaar twee honderd gulden op afgelost. Die heb ik juist ontvangen.
Nu.... geef maar op; dat is ten minste weer één beer gemuilband.
Ik moet 't terug hebben, hoor. Ik moet dat geld aan je papa verantwoorden.
Ja wel, ja wel. Geef 't maar gauw; anders worden we nog overvallen
Hier. Zorg nu eerst, dat die zaak in orde komt.... die zaak van de raad.... dat buro van.... hoe heet 't ook weer?
Raad van toezicht en discipline op de orde der advokaten. Meerderjarig, gepromoveerd en toch nog onder toezicht. 't Is belachelik!
Nu juist.... die raad. Misschien, dat papa dan.... tot beloning.... Ik zal zien; maar beloof me nu in Godsnaam geen schulden meer te maken.
Ik houd m'n beloften immers toch niet. Maar.... dank u wel voor de twee honderd pop
bersten.
Neen, jongen, dat zeg ik niet! Zo mag je niet spreken tegen je vader.
Zo spreek ik wèl. Ik heb geen zin krom te liggen, omdat hij wil oppotten. En als hij niet oppot.... waar laat ie 't geld dan?
O, dat geld, dat geld! Hoe doen andere mensen toch? Die schijnen er altijd van te hebben.
Mevrouw, daar is dat meisje, dat 'r dienst gepresenteerd heeft.
Ik kom
Twede Toneel.
Niemand wist, dat die tante zo rijk was; maar nu Dora zo'n mooie erfenis heeft gedaan.... nu kan 't je toch niet verwunderen, dat ik lust heb eens wat van Europa te gaan zien, eer ik daar te oud voor word....
Verwonderen doet 't me ook niet; maar.... nog geen jaar ben je in betrekking en me nu al in de steek laten....
Natuurlik ga ik niet weg, eer je een goeie plaatsvervanger voor me hebt.
Luister eens, kerel. Toen ik trouwde, bezat ik wat fortuin; maar mijn vrouw heeft in 't begin een beetje erg duur huisgehouden, mijn zoon heeft een beetje heel veel geld gekost! Ergo zou ik m'n ouwe dag liever niet op een ministerspensioen tegemoet gaan. Ben ik eenmaal minister af, dan heb ik op mijn leeftijd niet veel kans meer iets goeds te krijgen.... iets, dat voor mij past en waarvoor ik pas, tenzij.... tenzij jouw baantje open kwam. Zou jij dus niet aan willen blijven, totdat ik moet aftreden?
A, je zoudt willen, dat ik mijn baantje voor je warm hield. Maar.... hoe lang denk je nog minister te blijven?
Als je nu eens wachtet, totdat de Kamer weer vernieuwd wordt.... dus nog drie jaar. Misschien zijn dan m'n dagen wel geteld of heb ik er genoeg van gekregen.
Drie jaar.... drie jaar....
's Zomers kan je immers een flinke vakansie nemen.
Nu....
Is 't afgesproken?
Omdat jij 't bent.
Ik blijf er je mijn leven lang dankbaar voor.
Hé, meneer Weimer, al zo vroeg hier en op Zondag?
De zaken, mevrouw, storen zich niet aan de Zondagsrust; maar daarom mag ik u niet storen in huiselike bezigheden.
Na twaalven kom ik die stukken dan wel halen.
Misschien reik ik ze nog wel vóór twaalven even hier aan.
Ik geloof, meneer Weimer, dat alle mannen ijdel zijn. Mijn groeten aan Dora.
Derde Toneel.
Die Weimer heeft 't maar getroffen, dat jij net een baantje voor hem hadt, toen hij trouwen wilde.
Ik heb 't met hem niet minder goed getroffen. Zeg.... is van der Poort nog geen tweehonderd gulden op z'n hypotheek komen aflossen?
Ik geloof 't niet.... ik herinner me niets....
Vreemd. Een week te laat. Andere jaren was ie zo prompt.
Hij is daar net hier geweest. Hij heeft weer erge hoofdpijn. Ik vind, dat ie er met den dag slechter uitziet.
Waarom komt ie niet meer in de frisse lucht?
En je verlangt, dat ie werken zal.
Doet ie dat dan in de Bodega, waar ie elke dag van half vijf tot zessen te vinden is?
Hij moet toch onder mensen komen! Denk je, dat een advokaat kliënten krijgt door in 't bos te wandelen?
Mooie zaken, Marie, kan ik niet maken.
Ja.... jij hebt nooit zijn vertrouwen weten te winnen; dat is ongelukkig genoeg.
Daar zullen we de reden nu maar niet van naspeuren. Ik
wil je alleen nog dit zeggen: wees voorzichtig. Alfred is lui en verwend. Misschien heeft z'n gezondheid er toe meegewerkt hem zo te maken; maar zoals de zaken staan, kan maar één ding hem er bovenop houwen en dat is de harde noodzakelikheid van zich door 't leven te moeten heenslaan. Het ontbreekt de jongen niet aan energie, maar die moet geleid worden in de goeie richting. Doen we 't tegendeel, dan....
Herman, Freddie is teer en gevoelig. Met hardheid kan je hem wel ter neer slaan.... misschien tot een dwaasheid aandrijven; maar zal je overigens weinig bereiken....
Door hem in z'n verkeerde neigingen te stijven nog veel minder. Ik bid je, Marie, werk me niet tegen. Begrijp toch, dat je geen dronkaard genezen kunt door hem de sleutel van je wijnkelder te geven. Je bent moeder en hij is je lieveling; maar....
Goeie morgen! Hè, wat een weer! Een regen en een wind!
En jij dapper er op uit, hè!
Met die ouwe japon, je grote mantel, je overschoenen en je glimmende hoed kan je een buitje trotseren. Wat moeten de mensen er toch wel van zeggen, dat de dochter van een minister in zulk een kostuum vóór dag en dauw als een schoolmamsel uit les geven gaat en dat nog wel op Zondag!
U weet toch, mama....
Kalm maar, kalm maar....
U weet, dat ik me graag netjes kleed; maar zou u nu willen, dat ik met m'n nieuwe japon in de regen ging lopen?
Ik zou willen, dat je t'huis bleef. Hier is ook nuttig werk te doen.
Waarom mag ik u dan nooit iets uit de hand nemen?
Omdat ik geen opofferingen verlang; maar dat is geen reden om 's Zondags morgens les te geven.
Als ik 's Zondags vroeg les geef aan Anna Mulder, dan is dat, omdat ze tegen tien uur naar de kerk moet en in de week geen tijd heeft met 't huishouden van haar ziekelike vader, die ze niet alleen kan laten en met haar eigen pianolessen.
Dat les geven schijnt je biezonder te amuzeren.
Anna Mulder en haar vader, mama, zijn zo dankbaar, dat....
Dat spreekt van zelf: 't kost hun geen geld. Maar als je behoorlik betaling vroeg, is 't nog de vraag, of de mensen je wel zouden nemen.
Clara wil juist mensen helpen, die geen andere hulp kunnen krijgen, niet waar Clara?
Ik vindt 't bespottelik, allerbespottelikst; maar.... zij moet 't weten en als jij 't goedvindt....
Vierde Toneel.
Vadertje, luister eens: verleden jaar.... toen ik pas van school was gekomen, heeft u eens zo lief, zo vertrouwelik en ernstig met me gesproken. Tegen wil en dank moest ik u toen alles vertellen.... al wat er in me omging.
Kindje, daar heb je me veel plazier mee gedaan; maar.... deed je dat heus tegen wil en dank?
Ja.... ik was.... ik dacht toen niet.... niet lief over u. Ik vond 't niet zoals 't hoort, dat u ons altijd alleen liet.
O.
Maar dat is nu veranderd. O, helemaal.... Tegenwoordig.... ach, ik begrijp wel wat voor een moeilik leven u gehad heeft.
Verder, m'n kind, verder maar. Waar wou je op neerkomen?
U zei toen: ik zou je aanraden lessen te gaan geven. Dat is een nuttig werk: je komt er door in aanraking met allerlei mensen.... je trekt partij van 't geen je geleerd hebt en je blijft toch in je ouderlik huis.
Was dat niet goed bedacht? Je hadt gezegd: papa, waarom kan ik niet iets ernstigs, iets nuttigs gaan uitvoeren.... een beetje goed doen op de wereld. U verlangt 't wel van Alfred; waarom niet van mij?
Toen u me die lessen bezorgd had, was ik ook heel blij; maar.... als 't nu waar is wat mama zegt: dat de mensen mijn lessen alleen maar goed vinden, omdat ze geen geld kosten.... dan is 't weer niet ernstig en niet nuttig wat ik doe.... dan is 't toch weer kinderwerk.
Och, Clara, je mama kent die Mulderen z'n dochter niet eens.
Maar wat ze zegt, kan toch wel waar zijn.
Wat wordt jij een kleine tobberd; vroeger was je zo'n vrolike meid.
Ik wil ook niet zo wezen.... ik doe er u verdriet mee.... Maar u weet niet hoe mama mij ter neer kan slaan en.... ontmoedigen.... wantrouwend maken....
Kom, kom....
Ze kan zich nooit eens in me verplaatsen. En dan die kleine speldeprikken, die.... Weet u nog wat ze gisteren aan tafel gezegd heeft?
Wat dan?
Dat kinderen maar niet altijd mochten blijven teren op hun ouwers. Jongens moesten gaan verdienen en meisjes behoorden te trouwen.
Dat zag op Alfred.
Neen, papaatje; dat zag op mij. Mama wil me weg hebben?
Mama, die zo dol is op haar kinderen?
Maar als ik nu eens een betrekking kon krijgen.... een heuse betrekking, een betrekking, die nuttig is en een goed salaris geeft.... waarvan ik met zuinigheid op kamers wel zou kunnen leven.... vooral als ik er nog privaat-lessen bij geef.... zonder u een sent meer te kosten.
Hier in den Haag?
Neen, in Amsterdam.
Wat is dat dan voor een betrekking
Sekretaresse bij de Nederlandsche Maatschappij tot Nut van de Vrouw. Dan kan mama niets meer zeggen, en wanneer ik dat was en ik deed niet ernstig en goed m'n plicht, dan kreeg ik toch zeker net als een man m'n ontslag.... is 't niet?
Daar twijfel ik niet aan; maar
Ach, wat heeft u aan mij? Telkens onaangenaamheden met mama.
Nu.... nu.... En.... kindjelief.... om werkzaam, nuttig werkzaam te kunnen zijn, is 't daarvoor nu zo goed.... zo noodzakelik, dat je gaat leven als zo'n ongelukkige vrijgezel?
Noodzakelik.... neen....
Kijk nu eens naar mevrouw During, die 't tijdschrift voor vrouwenarbeid redigeert.... Die is getrouwd. Mevrouw den Hoff, die de huishoudschool bestuurt, is getrouwd en moeder van twee kinderen.... Mevrouw....
O, getrouwd te zijn met een verstandige man, die deelt in je plannen, met wie je je idees bespreekt.... iemand als u.... ja....
Heb ik je al verteld, dat Echten in de laatste tijd weer enige keren bij me is geweest?
Neen.... Echten? Bij u?.... Waarvoor?
In de eerste plaats om me te zeggen, dat hij jou zo dankbaar is.
Dankbaar? Omdat ik hem afgewezen heb? En dat komt hij u vertellen?
O, o, wat vergalopperen wij ons daar!
Maar u zegt toch, dat ie dankbaar is.
Dat is ook zo. Hij is je dankbaar, dat jij hem de ogen hebt geopend.
Ik?
Hij voelt zich afgewezen, omdat jij hem voor een leeglooper en een egoïst houdt.
En ik heb juist....
Die gedachte hindert hem zo, dat ie nu met alle geweld een betrekking wil hebben of.... beter gezegd: een maatschappelike werkkring. Hij is niet gemakkelik te helpen; maar toch heb ik hoop binnenkort iets geschikts voor hem te vinden. Ik moet erkennen, dat de jongen geen slechte indruk op me gemaakt heeft. Z'n hoofd is goed.... z'n hart zit op de rechte plaats....
Dat is waar.
Vin jij dat ook? Zo.
Waarom heeft mama ook niet gedaan wat ik vroeg? Nu heb ik zelf moeten spreken en ben ik veel te heftig geworden.
Jammer genoeg. Echten heeft nu een verkeerde indruk van je gekregen. Hij had niets liever gewild dan een aardig kapitaaltje beschikbaar stellen voor een of ander mooi sociaal plan, dat jij hem zou hebben aangegeven en....
Neen; dat is gekheid. Hij moet zelf.... Weet u wat ik geloof?.... Daar zit mama weer achter.
Hoe kan je dat nu denken? Sinds wij in den Haag wonen, heeft Echten mama eens.... zegge: één keer gesproken.... op haar jour.... in 't bijzijn van allerlei andere mensen. Voel je niet, dat de jongen door jou genezen wil worden?
Genezen? Door mij? En waarvan?
Echten is een geestige spotter en zulke mensen lijden dikwels aan wantrouwen.... overdreven wantrouwen in zich zelf en in alles wat hun al te mooi voorkomt.
En daarvan zou ik....?
Binnen.
Meneer, daar is meneer Weimer weer; hij wou u graag nog effen spreken en de baron, meneer Echten, is er ook.
O, dat is een afspraak! Nu doet u net als mama!
Ik zweer je, dat ik Echten niet verwachtte. Ongeveer een maand geleden heb ik hem ter loops gezegd: als je me weer iets te vragen hebt, kom dan 's Zondags aan m'n huis. Dat is alles.
Ja vadertje, u vertrouw ik.
Kleine lieveling!.... Sientje, laat meneer Weimer in m'n studeerkamer en vraag of meneer Echten hier wil komen.
Hier? Maar....
Je zult natuurlik zo vriendelik zijn hem even gezelschap te houwen, terwijl ik met Weimer spreek.
Vijfde Toneel.
O!.... Pardon, juffrouw.... ik....
Kom binnen, meneer Echten. Papa moet even meneer Weimer te woord staan.
Weet u daar al van?
Papa is toch niet onbescheiden geweest?
O, neen. Dat uw papa dit met u....
Ik heb u verleden jaar gekwetst.... Wil u me dat vergeven?
Ach, juffrouw Clara, u had wel gelijk mij te minachten.
Minachten? Ik heb u in 't geheel niet geminacht.
Dank u. Dat is een goed woord. Als u wist, hoe gelukkig u me daar mee maakt.
Ik vond u alleen zo.... zo zonderling. Ik moest telkens denken, dat 't niet uit u zelf kwam, wat u zeide.
Omdat ik wel eens sarkasties ben? Ja, dat is soms plus fort que moi. Maar.... in de grond ben ik dan toch heel ernstig.
Eigenlik dacht ik, dat u maar een beetje de gek met me stak.... met mijn denkbeelden.
O, neen! Integendeel! Ik heb eerbied voor uw denkbeelden. U heeft me wakker geschud. Mijn laag neerzien op werkzame mensen was, welbeschouwd, heel pedant en.... dorn ook. Maar.... om een ander mens te kunnen worden.... ik heb 't u al eens gezegd.... moet
ik hulp hebben. Zou u me die hulp niet willen geven? U kan 't; dat weet ik zeker. U is zelfs de enige, die 't vermag. Ik heb gestudeerd en weet dus wat meer dan u. Goed; maar u bezit die eigenaardige geestdrift.... die warmte van gevoel, waardoor een scepties mens als ik kan en ook moet opgezweept worden. Als u zou willen.... dan.... daar ben ik van overtuigd....
Zesde Toneel.
Zo, zo! Is de vrede weer gesloten?
Vrede?.... Moederlief, er is.... er is geen oorlog geweest.
O, meneer Echten, u is een slimme vos; maar ik heb u in de gaten!
Mevrouw....
Wat bedoelt u, mama?
Mag ik niet zeggen, dat meneer Echten slim is?
Hij vertrouwt iets voor me gevonden te hebben, mevrouw.
Zo. En wat zal 't wezen? Konsul-generaal van de een of andere negerstaat, zoals onze buurman van Huizen? Ja.... waarom niet? 't Is waar: ik kan me u niet goed voorstellen in zo'n goud geborduurd pakje met 'n staalkaart van ridderorders op uw borst, net als van Huizen wanneer hij op audientie gaat; maar ach, u denkt zeker, als ik er genoeg van krijg, trek ik die plunje gemakkelik weer uit.
Ik geloof, mama, dat meneer Echten ernstige plannen heeft.
Vin je onze buurman van Huizen dan geen ernstig mens? Ik heb hem nog nooit zien lachen. Wat zegt u, meneer Echten?
Ja, mevrouw, als je je ridderorden krijgt door aan de verschillende regeringen voor hun musea kapellenverzamelingen aan te bieden, dan dien je wel een ernstig gezicht te trekken om ten minste de schijn van je waardigheid op te houwen.
Zou u dan zo'n Konsul-generaal willen zijn?
Konsul-generaal... wel...
Konsuls moeten er ook wezen. Wat zegt u?
Ze zijn zelfs broodnodig en dat ze een mooi pakje aantrek-
ken.... des noods wat lintjes dragen.... ach, juffrouw Clara.... ijdelheid is ook een drijfveer en de wereld zou erg duf en saai worden, als er niet langer een beetje werd gegeurd en geschitterd. Een mens moet 't goeie wel doen, omdat 't goed is; maar al die grauwe gelijkheid....
Nu doet 't me toch plezier, dat u Clara dit eens flink zegt. Als zij haar zin kreeg, werd de wereld een groot armenhuis.
Och, mama!
Dikdoenerij, exaltatie, overdrijving en anders niemendal! Iedereen hoeft zich niet op te offeren voor 't heil van de mensheid. Is 't niet, meneer Echten?
Ik moet toegeven, mevrouw, dat, als iedereen zich opoffert, er niemand meer overblijft om van die opofferingen te genieten.
En of die zogenaamde ijveraars 't wel zo oprecht en zo ernstig menen....? Ik twijfel er hard aan. Ze hebben bijredenen.... de meeste.... de een dit, de ander dat.
Is u daar ook zo van overtuigd?
Meneer Echten? Of-t-ie! En later zal jij 't zelf ook wel inzien.
Is u dat alles met mama eens, meneer Echten?
Alles.... Me dunkt.... van iemands ernst en oprechtheid kan men zich overtuigen.
Hoe?
Wel.... door goed uit zijn ogen te kijken.... door te zoeken naar bewijzen.
Wat voor bewijzen?
Het lijkt wel, of je een examen afneemt.
Zo in 't algemeen weet ik niet dadelik iets te noemen.
Dan schijnt 't toch zo gemakkelik niet te zijn je van iemands ernst te overtuigen.
Zeker niet altijd; maar....
Voor Clara moet je arm zijn, straatarm! Dan alleen ben je een braaf mens. Wie geld heeft, is lichtzinnig, egoïst, harteloos en weet ik wat al meer. Verleden zei ze: als ik een man was en rijk.... dan zou ik al mijn geld voor een lange tijd op zij leggen.... de rente er van bestemmen voor een liefdadig doel en alleen door mijn werk in m'n onderhoud willen voorzien.
Het denkbeeld is zeker eigenaardig. Er zou veel flinkheid toe nodig zijn om 't uit te voeren en ik geloof, dat 't voor sommige mensen uitstekend zou wezen; maar....
En als iemand nu eens tot u zei: dat zou voor mij 't beste
bewijs zijn, dat u ernstig meent wat u zegt. Zou u dan dat bewijs.... laat me liever zeggen een dergelik bewijs.... zou u dat willen geven?
Ik?
Meneer Echten z'n geld op zij leggen.... z'n hele inkomen weg geven....? Hij zou wel dwaas zijn!
Zou u bereid zijn een dergelik bewijs te geven, meneer Echten?
Neem me niet kwalik, juffrouw ter Voorst; maar u slaat nu ineens zo'n verbazend ernstige toon aan.... en die vraag.... zo op de man af.... is zo.... zo bizonder ongewoon.... die valt me zo.... zo rauw op 't lijf, dat ik....
Die vraag is eenvoudig.... kinderachtig.... onzinnig.
Wie z'n hele inkomen op zij legt, moet ander geld verdienen; alles goed en wel; maar daardoor alleen doet hij nog geen ernstig en nuttig werk.
Neen; maar wie z'n geld op zij legt, kan de uniform, de plunje, die hij nu eenmaal aangetrokken heeft, niet zo gemakkelik weer uittrekken.
Nu ja....
En als hij ziek wordt.... niet meer werken kan?
Gesteld nu eens, dat ik me bereid zou verklaren een dergelik bewijs
Meneer Echten, ik moet u vriendelik verzoeken op die onzin niet verder in te gaan. Clara is een lief, best kind; maar ze heeft van die nieuwerwetse, geëxalteerde idées, die.... Zou u willen geloven, dat ze tegenwoordig vóór dag en dauw 't huis uitloopt om les te gaan geven als een arme schoolmamsel? Ze aardt ongelukkig wat al te veel naar d'r vader. Die is ook een beste man; maar altijd is ie overdreven geweest. Op zijn ouwe dag is ie wel wijzer geworden; maar vroeger.... Och, och, wat heeft die man zich zelf in de weg gestaan. En wat kon ik er aan doen? Niets! Ja, als je trouwt, zie je die dingen niet in; maar wat ik heb uitgestaan....
We moesten papa er nu maar buiten laten, mama. Ik hoop, dat meneer Echten zo vriendelik zal zijn mijn vraag te beantwoorden.... oprecht en zonder enige bijgedachte.
Wat een verstandig man daarop zal antwoorden, kan iedereen begrijpen. Wie daarop ja zegt, is.... is een dweper.... en nog dom er bij. Wel zeker! In een onbewaakt ogenblik ga je er op in en je hele leven lang heb je er berouw van. Zeg eens, of 't niet waar is, meneer Echten?
Ik vraag meneer Echten om zijn antwoord.
Juffrouw Clara, dat denk ik u later eens te geven. Zo plotseling.... en op dit ogenblik is 't me niet wel mogelik. Ik hoop, dat u 't me niet kwalik neemt; maar.... wat uw mama zegt en wat u.... dat kan ik maar niet zo.... Daar dien ik toch eens rijpelik over na te denken. Dus.... 't Is me ook wat laat geworden.
Wat betekent dat nu?
Had u maar gezwegen!
Heb ik 't weer gedaan? Ik kom in de gang je papa tegen. Hij zegt: ga niet naar binnen. Als je Clara en Echten nu maar niet stoort, zal 't misverstand wel op worden geruimd. Ik gehoorzaam natuurlik.... een poosje later vind ik jelui samen.... zeer intiem samen en nu doe je zo?.... Wie daar uit wijs kan worden.... ik niet!
Neen, mama, dat weet ik!
Begrijp zo'n kind nu eens!
Einde van het tweede bedrijf.
Derde bedrijf.
Eerste Toneel.
Iedereen staat verbaasd over de kunde, de welsprekendheid en de overredingskracht van uw man. Vriend en vijand!
Ja, dat is waar. De Bazuin en de Kristelike Voorvechter zijn beide vol bewondering voor 't tegenwoordige Kabinet.
Ik heb nog nooit iets dergeliks bijgewoond.
't Is heel plezierig voor ter Voorst, dat hij 't iedereen naar de zin kan maken. Mag ik iemand nog een kopje tee geven?
Enige stemmen. Dank u!
Knecht
Tres bien, merci. Ik geloof, dat u iedereen kent.
Zeker.... zeker. Ik ben en pays de connaissance.
Wie kent de Corvin niet, hè?
U wil zeker wel een kopje tee, meneer de Corvin?
Volontiers, chère madame, très volontiers
Hoort u, mevrouw, hoort u!
En wat ziet ie er nog jong uit!
De knappe man van een knappe vrouw!
Heeft de minister weer geestige reparties gehad?
A chaque instant. Hij was tout simplement merveilleux. Er is gelachen, gelachen.... Je vous assure: ik ga tegenwoordig naar de Kamer als naar 't Théâtre français.
Een oratories steekspel.
Une véritable joute oratoire.
Merci bien.
Ik hoop van ja, mevrouw.
Waaromtrent, meneer de Corvin?
Sur madame et monsieur Weimer. Vandaag was mevrouw Weimer in de Tweede Kamer.... natuurlik om uw man te horen en gisteren ontmoette ik ze op de engagements-receptie van 't charmante freuletje Hoogst met die beste Lejeune. On dit.... ik hoorde 't en passant.... dat mevrouw Weimer de dochter is van een gewezen aktrice en dat zij in de wereld is gekomen, eer haar moeder in 't huwelijksbootje zich had neergelaten. On le dit.... Trouwens, ce n'est pas un crime. Niemand kiest zijn moeder uit.
En ook niet 't ogenblik, waarop ie haar tot moeder promoveert.
De moeder van Dora Weimer was Adèle Daens, de mooie Adèle van de Rotterdamse Toneelvereniging. Dora lijkt frappant op haar moeder.
O, elle est ravissante! En haar vader was journalist, niet waar?
Iets aan een koerant; ja, dat geloof ik wel.
Ik zie de minister nog al eens bij Weimer aanschellen; ik dacht dus, dat u intiem geliëerd was.
Ik ken mevrouw Weimer pas sinds haar huwelik.
Maar die gelukkige journalist, die in de onsterfelike artieste de plek wist te ontdekken, waarvan zij zeggen moest: hier ist die Stelle, wo ich sterblich bin.... il n' avait pas le sou, niet waar? Weimer.... ik heb hem gekend vóór hij naar Indië ging.... Weimer was ook niet rijk.
Tegenwoordig zal hij toch wel een mooi traktement hebben als direkteur van de Rijksverzekeringsbank.
Goed; maar daarvan alleen kan hij toch moeilik dat mooie huis bewonen op de Vijverberg en....
Een beelderig huis, niet waar, heel wat ruimer dan 't onze.
Dan rijtuig houden.
De schilderijen, die ze nu en dan kopen; want ze kopen schilderijen, wel....
Vergeet ook de toiletten van mevrouw niet.
Die exquis zijn: soyons justes.
Zou Weimer in Indië een goudmijntje hebben ontdekt?
Integendeel! Na z'n terugkomst kon hij zelfs niet trouwen, eer hij zeker was van een betrekking.
Zonder mankeren, mevrouw.
Mijn beleefde groeten aan de minister, mevrouw.
Non, merci, chère madame, vous êtes vraiment trop bonne.
Horrible!
Mais, ma chère madame, cela se voit partout.... dan tous les états et dans les meilleures familles!
't Is toch een ergerlike korruptie.
Romeinen de man zijn vrouw kocht; tegenwoordig koopt menige vrouw haar man.
Comme vous êtes tous méchants aujourd'hui!
Mijn lieve mevrouwtje, een eerlik man naar de ouwe opvatting van 't woord.... ja, om zo iemand te vinden, zou men tegenwoordig la lanterne de feu Diogène moeten hebben.
In Frankrijk misschien; maar....
En bij ons dan meneer de Corvin?
Chère madame, les présents sont toujours exclus.
Zegt het spreekwoord....
En spreekwoorden bevatten de wijsheid der volkeren; maar toch wil ik u eens vertellen wat een van onze grote industriëlen me nog verleden week zei. Die man was désolé, dat een levering aan rijk of gemeente hem ontgaan was en wat zei hij? Je moet natuurlik enige lui omkopen; dat weet iedereen; maar ongelukkig weet je niet altijd bij wie je moet aankloppen.
Ik wilde ook eens op je jour komen.
Mag ik je even voorstellen. Mevrouw Weimer, Mevrouw Felsen, Mevrouw Baertsen van Hogewerff. Ken je de heren?
Meneer de Corvin.
Gaat u al heen?
't Is een zeer bezette dag.
Mijn komplimenten aan meneer.
Hij leek me biezonder op dreef.
Een mooie ligging, vindt u niet?
Superbe, superbe!
Voor twee mensen is 't anders rijkelik groot.
Heeft u 't gehuurd?
O, neen; gekocht. Het staat zelfs op mijn naam. Dat vond Frits aardiger, omdat de koop juist op mijn verjaardag werd gesloten.
Très galant, votre mari.
A mon grand regret, chère madame, wordt 't ook mijn tijd. Tot de volgende week dus bij de Kommissaris der Koningin.
Twede Toneel.
Ja, Marie, je man heeft weer mooi gesproken. Waarom ga jij nooit eens naar hem luisteren?
Graag.
Hoe kom je er zo toe, Dora, me juist van daag te bezoeken?
Op je jour? Frits zei: eens dien je 't toch te doen. Je zoudt anders onbeleefd zijn.
Dat is heel vriendelik van je man en van jou bedoeld; maar....
't Is veel minder gezellig, hè?
Ik.... niet zoo zeer; maar....
Ach.... je begrijpt.... zo'n jour heeft iets officiëels. De mensen, die ik dan ontvang, die.... die geven enigszins de toon aan en....!
Dat bedoel ik niet; maar.... je voelt.... ik zelf.... voor mijn plezier ga ik met die hoge lui niet om. Als 't niet om Herman was.... voor z'n positie als minister....
Zeker.... zeker; maar....
Wat nu weer voor een maar?
Ach, jij hoort de mensen niet zo spreken als ik. Je moet niet boos worden, Dora; maar.... iemands geboorte laat zich toch niet zo....
Lieve Dora, noodzaak me nu niet minder aangename dingen te zeggen. Dat wil ik immers niet.
Maar, Dora, kan ik de mensen veranderen? Begrijp toch, dat ik niet van me zelf spreek.
Zoek nu maar geen uitvluchten. Je hebt misschien wel groot gelijk en.... in alle geval.... 't is goed, dat ik dit alles weet; maar....
Ik zeg je nog eens, Marie, je hebt misschien groot gelijk. 't Was dwaas van me, heel dwaas, dat ik.... dat ik iets anders verwacht had. Maar.... dat ik zo'n vernedering.... want dat is 't toch.... niet op eens verkroppen kan.... Me dunkt....
Zie zo..... Vroeg t'huis vandaag, hè? Wat is dat nu? Dora? In tranen? Wat is hier gebeurd?
Derde Toneel.
Wat betekent dat?
Niemendal. Kom je uit de Kamer, Herman?
Natuurlik; maar helder me even op, waarom Dora in zulk een opgewonden toestand hier vandaan loopt.
Wat zenuwachtig! 't Zal wel weer bijtrekken. En je behaalt zulke schitterende triomfen in de Kamer! Iedereen is er vol van. Dora schijnt er zelfs van genoten te hebben. Ik alleen verneem niets.
Kindlief, mijn werk heeft je nooit geïnteresseerd en al dat moois kan je net als iedereen in alle kranten lezen. Maar zeg me nu wat er voorgevallen is tussen jou en Dora.
Dat doe ik ook.... Nu....
Waarom?
Waarom?....
Zodra is nog niet omdat en.... en dan heb ik nog ernstige redenen om Weimer en Dora te willen ontzien.... in mijn.... in ons belang....
Welk belang?
Marielief, wees zo goed en vraag daar niet naar.
Dat 't geheim blijft, is van gewicht voor ons allemaal.
Ik kan toch zwijgen.
Ik twijfel niet aan je goeie wil; maar twee mensen, die een geheim wensen te bewaren, zijn verloren als ze er een derde in betrekken.
't Is heus geen zaak om je voor op te winden. Ga.... ik vraag 't je beleefd.... naar Dora toe.... en geef een draai aan de geschiedenis. Zeg, bij voorbeeld, dat....
Zeg me dan wat voor redenen je hebt om Weimer en Dora met zulke fluwelen handschoenen te moeten aanraken.
Hij is een van m'n oudste vrienden.
Neen, Herman, dat is me niet genoeg! O, ik spreek niet voor me zelf. Wat mij betreft, mag je doen waar je lust in hebt. Vroeger heb ik me over allerlei dingen 't harnas aangetrokken. Die tijden zijn voorbij.... lang voorbij. Maar ik onderstel....
Jij verwart nog altijd liefde met achterdocht.
Trouwens.... als er dan absoluut bewijzen moeten wezen, vertel me dan maar eens, waar al 't geld blijft, dat jij verdient?
Daarover heb ik 't niet.
Over m'n armzalig restje kapitaal dan?
Neen! Over 't geen je nog extra maakt.
Extra?.... Hoe extra?
Met konversies.... koncessies.... leveranties aan de staat.... weet ik wat al meer. Dacht je soms, dat ik daar niets van wist?
Wat blief je? Het land bestelen?
Stelen.... stelen! Wat overal gedaan wordt, is geen stelen meer! Dat is nu eenmaal zo 't gebruik. Daar zal wel op gerekend zijn.
Wou je me misschien ook wijsmaken, dat meneer en mevrouw Weimer van 't geen hij verdient als direkteur van de Verzekeringsbank leven kunnen zoals zij doen.... met hun rijtuig, haar mooie toiletten, de schilderijen die ze kopen?
Och kom! Heeft Dora.... de dochter van een aktrice zulk een erfenis gedaan!
Dat heb ik je toch verteld.
Fantazieën en niets anders dan fantazieën!
Goed, goed. Laten 't fantazieën en niets anders dan fantazieën geweest zijn. Wat me zelf aangaat, geef ik je alles gewonnen. Je zult 't recht niet meer hebben me te verwijten, dat ik met m'n jaloersheid je van streek maak.... je belet te werken.... je carrière bederf en al die dingen meer. Maar m'n kinderen; dat is wat anders! Voor m'n kinderen sta ik pal.
Dus nu besteel ik de kinderen!
Ik vraag je geen rekenschap. Wat jij met je geweten te verantwoorden hebt.... dat is jouw zaak. Ik wil alleen dit zeggen: nu Freddie eenmaal schulden heeft.... wat verkeerd is, heel verkeerd.... ik vergoelik niets.... nu mogen we streng zijn.... dat moeten we zelfs; maar nu mogen we niet van hem vergen, dat hij die schulden uit zijn eigen middelen zal aflossen, zolang hij nog niet eens genoeg verdient om z'n handschoenen van te betalen!
Heb ik hem geen vijfhonderd gulden nog toegezegd, als de jongen maar voor de Raad van toezicht z'n hoofd wil buigen?
Dat heb je en daar is Freddie je dankbaar voor; maar met vijf honderd gulden is hij er niet af.
Dat weet ik; maar me dunkt, dat meneer de vier honderd gulden, die er nu nog overblijven, wel eens bij termijnen van z'n kleeden zakgeld kan voldoen. Dat zal meteen een goeie les voor hem zijn en hem er van terughouwen dadelik nieuwe beren te maken.
Hoe kom je aan die vierhonderd gulden?
Van hemzelf. Vanmorgen vroeg ie er om. Zoveel restte hem nog te betalen zei hij.
En die vierhonderd heb je geweigerd?
Daar waren we 't immers over eens.
Maar wat ie nog te betalen heeft, bedraagt niet vierhonderd, maar minstens vierentwintig honderd gulden!
Om te beginnen natuurlik en toen jij daarop dadelik neen zei....
Is de jongen gek? Begrijpt ie niet en begrijp jij niet, dat ie zo voortgaande ons ruïneert.... dat ik me al niet verantwoord acht tegenover Clara, die toch ook m'n kind is.
O
Hem weer twee honderd gulden toegestopt van een hypotheek met 't fraaie gevolg, dat ik een gek figuur heb gemaakt door 't geld nog eens te reklameren.
Daarvoor heb ik je m'n spijt betuigd. Ik wist niet, dat jij daar zo gauw werk van zoudt maken. Toen heb ik Alfred beloofd je alles van z'n schulden te zullen vertellen.... en je te zullen vragen ze geheel af te betalen, als hij maar eerst die zaak van het buro van Toezicht in orde bracht. Je ziet, dat ik presies in jouw geest handel. En weet je wat ie toen zei: Zeg aan papa, dat ik een ferme dwaasheid zal doen en dan is Holland in nood. Je weet dus Herman hoe de jongen gezind is. Pas op....
Ik weet niet wat ie denkt; maar als dat zo mal is, heeft ie 't toch niet van mij.
Van wie dan? God in den hemel, wat is er weer achter m'n rug gebeurd? Wat is er gekonkeld?
Je weet heel goed, Herman, dat de kinderen van mij nooit iets anders geleerd hebben dan hun vader te gehoorzamen en te eerbiedigen.
Meen je, dat ze dit leren door te zien hoe je aflossingen van hypotheken achterhoudt?
Mijn eigen geld.
Vertel me in Godsnaam wat de jongen kan bedoelen? Wat heeft hij in de zin?
Ik weet er niets van; maar Alfred is geen kind meer. Hij ziet.... hij hoort, hij redeneert.
Ja, ja, en wat ziet ie, wat hoort ie? Verzinsels, onderstellingen! Hoe redeneert ie? Met z'n sluwheid om z'n vader en z'n moeder tegen elkaar op te zetten en daar zelf van te profiteren! Als ie maar één toespeling op Dora van je heeft opgevangen.... God, God, moet daar de vrede nu ook al verstoord worden?.... En als je beseffen kon hoeveel kwaad je me doet.... mij en je zelf en je kinderen er bij!
Ik besef 't best; maar.... ik besef ook, dat jij 't middel er tegen in je eigen handen hebt.
Wat voor middel?
Vandaag moet Alfred voor dat buro.... die Raad van Toezicht komen. Misschien is ie op 't ogenblik nog t'huis. Ga naar z'n kamer en beloof hem z'n schulden helemaal te zullen betalen, op voorwaarde, dat ie je alles zegt. Dan weet je wat je weten wilt.... alles, alles haarfijn. Dan kan je ook tegenspreken wat.... wat niet verteld mag worden en dan.... ik beloof 't je.... dan ga ik dadelik naar Dora. Om der wille van m'n kind zal ik aan die vrouw excuses maken.... de dochter van een aktrice ontvangen op mijn jour. Ik zal me zelf prijs geven aan de bespotting van de mensen, die zich natuurlik zullen verbeelden, dat ik alleen niet zie wat voor niemand anders meer een geheim is
En daargelaten, dat ik daardoor in jouw ogen een dwaasheid erkend zou hebben, die ik niet bedreven heb, kan meneer Alfred dan van voren af aan gaan beren met de gedachte: papa betaalt ten slotte toch.... zo niet uit eigen beweging dan gedwongen door mama! Zie dan toch eindelik eens in, Marie, dat je de jongen van kwaad tot erger brengt! Wil je hem tot een misdadiger maken?
Ja, ja.... 't verstand is altijd koud en een zwaard zonder genade en domheid en gevoel gaan hand in hand! God, God, God!
Niets meer.
En Alfred? Wat heeft die gezegd? Wat heeft die gedaan?
Voor zover ik weet: nog niets.
Goed. Dan ga jij naar Dora.... terstond.... en brengt die zaak in orde. Ik ga naar Alfred.
En je betaalt?
Ik betaal; maar hij gaat hier vandaan. Naar Indië.... naar Amerika.... 't kan me niet schelen; maar weg moet ie, ver weg, zo ver mogelik van ons.... van zijn ouwers. 't Is een uiterste maatregel; de laatste, die me overblijft!
Jij blijft in de wereld van je fantazie en ik.... ik blijf voor jou een schepsel zonder geweten, zonder hart, zonder gevoel!
Vierde Toneel.
O neen, mama. Als 't u interesseert, lees deze brief dan maar en geef hem daarna aan papa. Ik kan die betrekking in Amsterdam nu krijgen.
Waarom doe je dan zo vreemd? Die aanstellerij van op kamers te willen wonen. 't Is immers, of je avonturen zoekt!
Hè, mama!
En dan die bespottelike eisen aan Echten: doe je fortuin weg.... ga als een bedelaar leven! Is dat....
Dat heb ik niet geëist. Zeg 't toch niet telkens weer!
Echten....
Och, mama, noem die naam niet meer!
Waarom niet? Ik noem die naam wel. Ik....
Jij verbiedt....?
Ja, ik verbied 't u en dat moet ik wel doen, als u niet begrijpt wat nog 't beste is voor mij en.... voor u.
Alfred is niet meer in z'n kamer.
Hè! Is dat schrikken! Dan zal ie al weg zijn.... naar die Raad van Toezicht.
Ik hoop 't; raaar.... alle laden van z'n kleerkast staan open.... bijna al z'n linnegoed is er uit.... z'n handkoffertje, dat in de hoek naast 't bed stond, is verdwenen en....
Ja, papa.
Einde van het derde bedrijf.
(Wordt vervolgd).
- voetnoot*)
- Het recht van opvoering van dit stuk blijft voorbehouden. Art. 12 van de wet op het auteursrecht.
De ‘Koninklijke Vereeniging het Nederlandsch Tooneel’ heeft volgens kontrakt het uitsluitend recht van opvoering van ‘Domheidsmacht’ in Nederland tot 1 September 1908.