Groot Nederland. Jaargang 4
(1906)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 712]
| |
verwachten dan alleen dat hij aardig is. Ik geloof dat hij volkomen bereikt heeft wat hij wilde, maar een schrijver als hij neemt men het haast kwalijk dat hij niet hooger wilde. Want er zijn bladzijden die doen denken aan en hopen op iets hooger komisch, dan hier gegeven wordt, en hem verplichten met een tweede werk ons niet in die hoop te leur te stellen. Grappige silhouetjes teekende Chris Kras bij de grappige verhalen. Ida de Wilde, Mijn dagboek. Een eersteling, vermoed ik, in een genre dat weer meer in zwang gekomen is. 't Is zoo gemakkelijk: een dagboek: ik - ik - ik... En zoo eenvoudig, natuurlijk, zoo ècht. Ja, voor wie 't opvat als Ida de Wilde. Maar - wat komt er dan ook van terecht? Waar is de compozitie, wie merkt iets van verhoudingen? ‘Ik wil lezen al wat ik dacht en al wat ik deed.’ Zoo stelt zij het zich voor. Lezen - en làten lezen. Juist dat laatste. En dan is er geen sprake van ‘àl wat ik dacht en àl wat ik deed.’ Dan komt het er op aan iets te geven van kunst, van niet te veel en niet te weinig, van harmonie in opzet en uitwerking. Talent van leuk vertellen is hier en daar merkbaar. Daarmee kan iets bereikt worden... maar niet wat de schrijfster zich met dit boek voorstelde. J. Steijnen. Van het Menschenspel. Steijnen is een renegaat. Eerst hartstochtelijk realist, nu plotseling even hartstochtelijk spiritualist-visionnair. Zóó - dat het wel wat heel opzettetelijk lijkt. Een verzameling als een betoog voor het belangrijke van 't onmaterieele. Nimium nocet!... Een gevoelig schrijver met stijl, dat is Steijnen. Met onmiskenbaar talent. Maar van wien ik nog altijd den indruk krijg dat hij zoekt, zoekt... Mogelijk bewijst hij ons te eeniger tijd plotseling dat hij gevònden heeft. Ik hoop er dan bij te zijn. G. van Hulzen, Een Vrouwenbiecht. Wie zag niet eens een stramvingerigen visscher een net knoopen?... Zooals het garen zich door zijn pezige hand wrong bij het aanhalen van maas na maas! En of het de verweerde huid geen oogenblik deerde... 'n Knap gedaan werk. Aantrekkelijker is het een jong meisje met vlugge fijne vingers de klosjes te zien slingeren over het kantkussen. Als door een wonder scheppen die ragteere draden de kunstige figuren. Maar als zoo'n visscher met zijn plompe handen zich aan 't kantkussen waagt!... W.G.v.N. |
|