| |
| |
| |
Bibliografie.
J. Everts Jr., Reactie.
Haarlem, Erven F. Bohn. - In de Augustus-aflevering is een poging gedaan om het talent van den heer Everts te karakterizeeren. Ik kan daar derhalve naar verwijzen. En ik vind in dit boekje de treffende bevestiging van een daar gemaakte opmerking, n.l. deze: dat hij bij zijn schetsen van het boerenleven wel blijk geeft van zorgzaam werken met goed-geobserveerde details, maar dat we niet altijd genoeg de ziel der dingen voelen en onwillekeurig blijven controleeren.
Dat laatste overkomt ons niet bij de lezing van Reactie. Ik vind dit als geheel het meest complete van zijn kunnen. Want hier is de werkelijkheid door-en-door gevoeld, is er geen twijfel mogelijk aan de waarachtigheid, is de ziel der dingen voelbaar in het gebeurende van begin tot eind.
Het is een verhaal van ontzachlijk leed, het leed van een zoon, die zich verzetten móet tegen een ploert van een vader, die zich verzet met moeite, uit medelijden met zijn moeder en zuster. Want hij is een jongen met fijn gevoel, telkens weer zich stootend aan het grof brutale van den man, die in huis heerscht in al zijn nietswaardigheid en met het grofste egoïsme. Als die eindelijk nog een goed vriend bedriegen wil, dan komt de hevige botsing, want de zoon waarschuwt na innerlijken strijd dien vriend.
Van diep-doorvoelde realiteit zijn de bladzijden, waar Robert met zijn meisje buiten zit na het diner en in het priëel het schetterend discours van zijn vader binnen aanhoort, dat kort daarna gevolgd wordt door de poging om den vriend in after-dinner-stemming op te lichten.
Ondanks het hevige van het uiterlijk gebeurende is het verhaal toch in hoofdzaak een psychologische studie, die aangrijpt door de realiteit van het leed in wisselende stemmingen.
| |
Augusta de Wit, Orpheus in de Dessa.
Amsterdam, P.N. van Kampen en Zoon. - Eerst na het voltooien van het hiervoor staand artikel over De Godin die wacht, ontving ik deze novelle, die indertijd in De Gids zooveel waardeering wekte. Ze geeft de beste kwaliteiten van het talent dezer schrijfster te bewonderen; een innig doorvoelen van de situatie en een aandoenlijke weergeving van doordringende emotie. De herlezing is een genot - op bladzij na bladzij boeit het fijne gevoel in de artistieke uitbeelding.
't Keurig boekske zal zijn weg wel vinden.
| |
Antonio Fogazzaro, Donkere Dagen,
vertaald door E.J.T., Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. -
Het moet haast verwonderen, dat van dit werk van den bekenden Italiaan nog geen Nederlandsche
| |
| |
vertaling verscheen, want in Italië heeft het 't meest bijgedragen tot zijn roem, is in druk op druk verschenen en nog altijd gelezen als zijn meesterstuk. Misschien heeft het politieke karakter de vertalers afgeschrikt, maar vrees daarvoor is ongegrond, omdat het boek in de allereerste plaats als kunstwerk interessant is door de psychologie aan de personen besteed. Daarnaast wordt de politieke strijd van dat gedeelte van Italië tegen de Oostenrijksche overheersching - de handeling valt voor tusschen 1850 en '60 - evenzeer iets accidenteels als de plaats der handeling. Deze is Valsolda, dicht bij Pallanza aan het Lago Maggiore, en gaf ook reeds den titel aan een bundel poëzie van Foggazzaro. Daar speelt zich het drama af, dat in Italië zoovelen heeft aangegrepen door zijn krachtige realiteit.
Hoe het werk er nòg wordt op prijs gesteld, kan blijken uit een beoordeeling van den bekenden criticus Diego Garoglio, in het blad der Florentijnsche jongeren, Il Marzocco van 16 Febr. 1896. Hij houdt zijne bedenkingen niet terug, die vooral betreffen een zekere wijdloopigheid in onbeteekenende details, maar getuigt toch ongeveer aldus:
‘Laten we dadelijk zegen, dat het Fogazzaro gelukt is aan de handeling en aan de personen, evenals aan de omgeving en het historische tijdvak, waarin de handeling voorvalt, over 't algemeen een poëtische beteekenis te geven, en dáárdoor een kunstwerk te scheppen. Zijn scheppende kracht heeft hij tevens geopenbaard in de handeling zelve, die niet zeer saamgesteld, maar zoo logisch ontwikkeld is, dat de belangstelling blijft van begin tot eind. De streek, waarin de geschiedenis verloopt, is zoo duidelijk mogelijk aangewezen, zonder daardoor haar meer ideale en suggestieve beteekenis in het kunstwerk te verliezen, en de personen, al zijn zij in hart en nieren Italiaansch, hebben door de artistieke behandeling een algemeene aesthetische waarde gekregen, waardoor ook de vreemdeling ze kan begrijpen en liefhebben.’
Repte ik boven van eenige wijdloopigheid - dit bezwaar geldt voor den Nederlandschen lezer niet, daar de vertaalster zich niet aan den woordelijken tekst gehouden heeft, maar door bekortingen de levendigheid van het geheel heeft verhoogd.
't Is een genoegen te constateeren, dat zij ten volle voor haar taak berekend blijkt. En toch was die verre van gemakkelijk. Een enkele maal maar tast zij mis, zooals op blz. 24, waar zij ‘trepida (angstige) aspettazione, perche qualchecosa di solenne si avvicinava e sarebbe giunto nelle ombre della notta’ vertaalt met ‘blij verbeiden, want een heel gewichtig uur naderde, dat in de stilte van den nacht voor hem zou slaan,’ terwijl duidelijk blijkt, dat eerst 's morgens te elf uur dat plechtige zal gebeuren. Op blz. 26 gaat iets verloren als ‘ella aveva aspettato un momento ad uscire per accettar l'aiuto, ben inutile, della sua mano’ wordt overgezet aldus: ‘zij had een oogenblik getalmd met de geheel onnoodige hulp zijner hand, bij het uitstappen aan te nemen.’ Een wel wat te groote afkeer van realisme blijkt (blz. 137) uit het weergeven van ‘Luisa pensò ai vermi, preparò la santonina sul tavolino da notte’ met ‘Louisa dacht aan een minder ernstig kinderkwaaltje en zette een poedertje voor haar gereed.’ Maar het geheel maakt een zeer gunstigen indruk.
Bij dezelfde uitgevers verscheen de 2de druk van Jörn Uhl, waarvan alleen melding wordt gemaakt omdat de vertaling van den heer B. Canter, welke nogal te wenschen overliet, thans heeft plaats gemaakt voor een veel betere bewerking van Dr. C.D. Sax, predikant in de streek waar de
| |
| |
roman handelt, en die daarbij de hulp had van Gustav Frenssen zelven.
Twee eveneens herziene vertalingen zagen het licht bij C.L.G. Veldt te Amsterdam: Droomen van Olive Schreiner, door mevr Willeumier, en De Schat des Harten (Le Trésor des Humbles) van Maeterlinck, door mevr. van der Wissel-Herderschee.
Mevrouw Willeumier heeft zich een goeden naam verworven als vertaalster uit het Engelsch en blijkbaar gaf zij zich moeite om de stemming van deze wazige fantazieën zuiver te bewaren. Het geheel is welverzorgd, ook in het volhouden van den egaal verhalenden stijl. Alleen zou ik 't hier en daar iets krachtiger wenschen. Zoo is ‘a weird brain-picture’ sterker dan ‘een vreemd visioen’, het ‘death-like face’ meer dan ‘een streng gelaat’, is ‘hij, dien ik aanraak, zal altijd rood bloed in de aderen hebben’ heel wat zwakker dan ‘whom I touch will have allways the red blood dancing in his veins’.
Ook in het weergeven van het beeldende is soms iets te weinig. Men vergelijke ‘Het (gelaat) zag de eeuwige bergen naar de witte wolken oprijzen’ met ‘It saw the eternal mountains rise with walls to the white clouds’; en ook ‘het schuim aan den oever is wit’ met het schilderachtige ‘the foam is white on the shore’.
Een werk van veel zorg en veel toewijding is de vertaling van Le trésor des humbles, door mevr. van der Wissel Herderschee. 't Is wel de beste Maeterlinck-vertaling, die ik hier mocht aankondigen. Het is een moeielijke arbeid, die een met liefde zich indenken en invoelen eischt in den geest en de ziel van het oorspronkelijke. Elke zin moet voortdurend in verband gevoeld en gedacht worden met wat voorafgaat en volgt.
Wanneer twee menschen ditzelfde werk doen, zal er daarom altijd ruimte blijven voor verschil van opvatting. Mijn hoofd-bedenking tegen dezen arbeid is het veelvuldig gebruik van vreemde woorden. Bij een derden druk kan de vertaalster haar tekst in dat opzicht nog heel wat zuiverder maken.
Een enkele maal blijft ze te ver beneden den klank en het rechtstreeksche van het origineel. Op bladzijde 20 een voorbeeld van beide: ‘les restes ou les souvenirs de sa présence (de l'âme) presque immédiate y produisent encore aujourd'hui d'étranges phénomènes.’ Wie dat overluid leest, en dan het volgende, verliest veel: ‘en de sporen van of herinneringen aan die bijna onmiddellijke tegenwoordigheid (der ziel) brengen daar nog tegenwoordig vreemde verschijnselen te weeg.’
Vergelijkt men verder: ‘Il y a bien d'autres moments du même genre où l'élément spirituel paraît lutter au fond de l'humanité comme un noyé qui se débat sous les eaux d'un grand fleuve’, met: ‘Er zijn verscheidene oogenblikken van datzelfde genre, waarin het geestelijke binnen in de menschheid al zijne krachten schijnt in te spannen, evenals een drenkeling, wiens heftige bewegingen men ziet onder de wateren van een geweldigen stroom’, dan blijkt het in rechtstreekschheid doorschijnende van 't oorspronkelijke in de vertaling troebel geworden.
Een merkwaardige uitgave verscheen bij L.J. Veen, te Amsterdam, Vondel's Lucifer, met de handpers herdrukt in 200 genummerde exemplaren door Julius Praetere te St. Martens Laethem in Vlaanderen. Het is een reproductie van de eerste uitgave bij Abraham de Wees, Boekverkooper op den Middeldam te Amsterdam, in 't Nieuwe Testament, in 't jaar 1654.
2 Februari van dat jaar had de eerste opvoering van het treurspel
| |
| |
plaats en binnenkort ligt die gebeurtenis dus twee-en-een-halve eeuw achter ons. Het was een gelukkige gedachte dezen fraaien herdruk als feestgave het licht te doen zïen.
v.N.
| |
Top Naeff, 't Veulen.
Amsterdam, H.J.W. Becht. - Een meisjesboek. 't Verhaal speelt ditmaal niet, zooals de ‘School-Idyllen’ en de ‘Tweelingen’, voornamelijk in 't schoollokaal, en de hoofdpersoon is van een wat oudere editie. Maar zooals reeds uit den titel blijkt, bezit deze Jo Welders al de grappige eigenschappen van een jolige onvolwassene, en 't relaas van haar leven in ‘Huize Treurniet’ bij haar zuster en zwager: Dora, de Moeke, Loet de chef, en Jo als 't Veulen, is allervermakelijkst.
't Bizonder levendige, dat steeds de boeken van deze schrijfster voorde jeugd kenmerkt, 't geeft ook aan dit nieuwe werk een eigenaardige bekoring. 't Is wel Top Naeff's kracht 't leven van alledag weer te geven in al zijn humor, terwijl veel echt, warm gevoel uiting vindt in de hier en daar voorkomende aandoenlijke gedeelten: kleine Jelly's ziekte en 't vertrek van een teringachtigen vriend naar 't Zuiden.
Jo's kortstondig optreden als juffrouw van gezelschap, 't was een onderwerp, bizonder aan deze geestige auteur besteed, en 't onnoemlijk aantal fouten, waaraan 't veulen zich in haar betrekking bij een stijve, oude dame bezondigt, heeft stof geleverd voor vele van de amusantste bladzijden.
Heeft dit jongste werk 't gebrek van Top Naeff's meisjesboeken in 't algemeen, n.l. dat 't wat slordig geschreven is, hiertegenover staat een losheid van stijl en gemakkelijkheid van vertellen, die er mee de verdienste van zijn.
Waar de typeering van deze schrijfster doorgaans voldoende is, zijn vooral de beide kinderfiguurtjes met veel liefde behandeld.
| |
Else van Brabant. Van Troost in Werken.
Alkmaar, P. Kluitman. - ‘Et puis, il avait le travail, cuirasse dur et gênant, mais qui défend bien contre la douleur.’ Deze uiting van Daudet is niet geheel op zijn plaats, als motto voorin dit boekje. Want al wil de schrijfster met haar verhaal aantoonen, dat werk een uitmuntende verdediger is tegen 't verdriet, haar heldin, Jo, is zulk een kindervriendin, heeft haar werk als onderwijzeres zoo lief, dat er van geen ‘cuirasse dur et gênant’ sprake kan zijn.
Maar overigens heeft Else van Brabant 't heel aardig verteld, hoe Jo, de in haar liefde teleurgestelde, langzamerhand zich leert voegen en door arbeid meer en meer haar optimisme terugvindt. Voor lezers, die niet meer vragen dan 't verhaaltje, is dit boekje zeer leesbaar, maar waar wat hoogere eischen gesteld worden, schiet 't direkt te kort.
Want behalve enkele goed geobserveerde psychologische trekjes en soms even iets raaks in karakterteekening, zijn de verdiensten van dezen roman, die niet meer is dan een wat uitgewerkte novelle, weinige.
Behoudens een zekere gemakkelijkheid van vertellen, is er van taal en stijl niet heel veel goeds te melden: herhaaldelijk kunnen we aanstoot nemen aan akelig-antieke, niets-zeggende beelden.
Maar 't overwegende bezwaar tegen tegen dit boekje ligt toch elders en wel in de groote oppervlakkigheid en ongeacheveerdheei. 't Donnée had werkelijk in de handen eener bekwame romancière aanleiding kunnen zijn voor een heel interessante zielestudie. Maar in ‘Van Troost in Werken’ staan we, vóórdat we aan 't belangrijkste toekomen, voor 't even onverwachte als abrupte slot, dat bovendien, gezien van een nor- | |
| |
maal-menschelijk standpunt, een enorme psychologische onjuistheid is.
| |
Frans Hulleman, Leven.
Rotterdam, Johan Pieterse. - Na 't lezen van Frans Hulleman's vorigen bundel is dit ‘Leven’ een teleurstelling. Want waar de auteur zich vroeger eveneens als een psycholoog en scherp-opmerker deed kennen, toonde hij behalve dat ook een veel flinker kijk op 't leven dan in deze laatste schetsen. Dit bundeltje is werkelijk, op enkele uitzonderingen na, ‘peuterwerk’, en alle fijne observatie en netjes ontleden van détails kan 't gemis aan kern niet vergoeden.
Waar die kern niét ontbreekt, brengt Hulleman goed werk voor den dag, getuige ‘Harteleed’, een aangrijpend verhaal van de wanhoop van een oud man, ‘Een Bezoek’, ‘Een Incident’, en misschien nog een; maar tegenover die weinige goede staan veel méér schetsen van een ergerlijke onbeduidendheid; ik noem maar ‘Oud en nieuw’, ‘Een Weerzien’, ‘Pas Vaandrig’, in sommige waarvan Hulleman's knappe stijl hem zelfs in den steek laat en onpersoonlijk wordt.
't Is te betwijfelen of Hulleman langs dezen weg van peuterig ontleden van meest oninteressante kleinigheden ooit als kunstenaar zijn doel zal bereiken. Gelukkig kennen we beter werk van hem.
| |
Th. van Merwede, Reinier.
Amsterdam, P.N. van Kampen en Zoon. - ‘Reinier’ heeft, al doet dit tot de kunstwaarde niets af, dit groote voordeel, dat 't een belangwekkend onderwerp behandelt, en wel de zoo veel-besproken kwestie of een artiste in 't huwelijk met een gewoon man gelukkig kan zijn. Th. van Merwede vindt dit blijkbaar wel en hij illustreert zijn opinie heel aardig in 't eerste gedeelte van zijn boek met 't weergeven van 't wel gelukkig huwelijk van Reinier met Gerda, de artiste. Nu is 't maar zoo jammer, dat hij zijn donnée niet zuiver wist te houden en plotseling de verhouding tusschen Gerda en Reinier geheel laat veranderen door in Reinier een teringlijder te doen ontdekken. 't Laatste deel van 't boek heeft dus voor de bovengenoemde kwestie geen beteekenis meer, daar er hier sprake is van een àbnormaal man. Evenwel, psychologisch zijn ook die laatste 100 bladzijden goed doorwerkt, en met de typeering van de beide hoofdpersonen was de auteur stellig gelukkig.
Als er hier aanmerkingen zijn te maken, dan is dat voornamelijk op 't uiterlijke. Ik noemde reeds 't gebrek in de compositie; er blijft mij nog te wijzen op 't stijve in dialoog, die hier en daar in onvervalschte boekentaal ontaardt.
Over 't geheel echter is van Merwede's proza heel sober gehouden en zijn stijl vloeiend. ‘Reinier’ is een boekje waaruit wel talent blijkt.
| |
H.C. Kakebeeke, Verzen.
Amsterdam, P.N. van Kampen en Zoon. - Er is in alle couranten, bij 't bespreken van Kakebeeke's verzen, gewezen op 't droevig contrast tusschen 't smakelijk uiterlijk en 't ver van 't smakelijke innerlijk. Ik hoef daar dus niet meer in 't bizonder van te gewagen en kan volstaan met te zeggen, dat de heer Kakebeeke misschien alles is, behalve... dichter, zoo min lyrisch als episch. Uit dezen verzenbundel spreekt de meest volslagen onmacht.
C. |
|