Die historie vander goeder vrouwen Griseldis, die een spieghel is gheweest van patientien
(1849)–Anoniem Griseldis– Auteursrechtvrij
[pagina I]
| |
MAETSCHAPPY DER VLAEMSCHE BIBLIOPHILEN.
2e SERIE.
WERKEN VOOR DE LEDEN ALLEEN BESTEMD.
Nr. 11. | |
[pagina 1]
| |
[Inleiding]HET romantisch verhael der huwelyks lotgevallen van Griseldis is een der meestbekende voortbrengselen der vruchtbare pen van Petrarcha, een geestryk italiaensch dichter en prozaschryver, uit het midden der XIVe eeuw. Wy hebben niet nagezocht of dit hartroerend werkje oorspronkelyk in het italiaensch of in 't latyn zy geschreven geweest, wat overigens hier weinig ter zake doet; althans komt het ontwyfelbaer voor dat Griseldis alvroeg in het dietsch vertaeld is geworden, en nadien door de eerste drukpers meer is verspreid. Ten huidigen dage worden de nog bestaende exemplaren van deze uitgave onder de zeldzame incunabelen gerangschikt, en bevinden zich slechts in zeer weinige boekverzamelingen van dit slach. | |
[pagina 2]
| |
Zoo immer voorheen een leesboek by de vlaemsche jongheid voordeelig bekend stond en met aendoening werd gelezen, was het gewisselyk de Vrouwen-Peirle ofte Dryvoudige Historie, enz., waerin de Griseldis van Petrarcha eene byzondere aendacht wektGa naar voetnoot1. Echter, na dat dit boek een paer eeuwen lang als een nuttig zedebundel, vooral ten gebruike der lagere scholen, had gediend, heeft hetzelve, even als sommige andere werkjens, sints een twintigtal jaren, plaets moeten ruimen voor wat minder naïve leesboeken. Niet alleen werd de dramatische geschiedenis der jonge gravin van Salucen by het voorgeslacht met voldoening gelezen, en misschien boven menigen ridderroman gesteld, maer een voortreffelyk gentsch geleerde maekte er, in het eerste kwartael der XVIe eeuw, een fraei tooneelspel van, in keurige latynsche dichtregelen. Een priester, Elegius Houckaert, of Houcarius, ook Eucharius Florus, zoo als hy zich meermalen noemde, was de maker | |
[pagina 3]
| |
van dit drama, verdeeld in drie bedryven en bevattende ruim 2.200 verzen In 1504 werd deze Houckaert, in de hoogeschool te Parys, verheven tot den graed van meester in de wysbegeerte (Philosophiae magister), en, na priester te zyn gewyd, werd hem het leeraersambt in de grieksche en latynsche letterkunde opgedragen aen het befaemde gymnasium, de Roose, op den Zandberg (in aedibus montis arenosi), te Gent. Het was inzonderheid ten behoeve zyner leerlingen (arenicolarum) dat deze kundige leeraer zyn stuk had vervaerdigd, hetwelk met grooten luister, in dit gesticht, ten tooneele werd gevoerd, op den zesden september (viije id. Sept.) 1518. Dat een uitgelezen gezelschap uit de geestelykheid, de magistraet en de poortery deze vertooning bywoonde is onnoodig te melden: men begreep dan, even als nu, dat eene plegtige toejuiching een aenmoedigend prikkel is voor de leerende jeugd. De byval van dit toneelspel, by tusschenpoozen veraengenaemd door de toon- en zangkunde accoorden der kweekelingen, schynt zeer voldoende te zyn geweest, en de samenstel van het stuk niet minder. Dit porde Houcarius aen om zyn werk door de drukpers wereldkundig te maken, benevens de voornaemste dichtoefeningen zyner leerlingen. Het verscheen te Antwerpen, in 1519, by Michiel Hillen van Hoochstraten, prenter, in de RapeGa naar voetnoot1. | |
[pagina 4]
| |
Weinige exemplaren van dit werk zyn noch voorhanden: Foppens en Sanderus gewagen er van, zonder den tekst te hebben nagezien, ten minste zoo is het ons toegeschenen Ga naar voetnoot1. Een wel behouden exemplaer berust in onze kleine verzameling van bibliographische zeldzaemheden. Schoon het hier de plaets niet zy om een wetenschappelyk overzicht van den inhoud dezes werks te geven, kunnen wy ons niet onthouden er toch een woordje van de melden: het raekt vooral een gentschen geleerde, die in de naemlyst der beroemde mannen van Vlaenderens's hoofdstad vergeten is. Hoecarius droeg zyne Griseldis op aen Balduinus Hulleus, zynen vriend, hoogleeraer in de vrye kunsten, en toentyds rector der Universiteit van Parys Ga naar voetnoot2. Deze Hulleus, waerschynelyk in 't vlaemsch Van Hulle, was een Gentenaer (à Gandâ oriundus) Ga naar voetnoot3, en had in vroegere jaren een kundig leeraer ge- | |
[pagina 5]
| |
weest aen de latynsche school van Ghistel (in aedibus Ghistellanis). Uit de opdragt blykt het dat Hulleus de door hem gedramatiseerde geschiedenis van Griseldis aldaer eerstmael op een plegtig schoolfeest ten tooneele had gevoerd. Doch Houckaert heeft deze schets breed omgewerkt, met een grooter getal rollen voorzien en in drie bedryven verdeeld. Hulleus was ook dichter van andere latynsche tooneelspelen, welke niet opgegeven zijn. Ware het niet der moeite waerdig omtrent dezen geleerden Gentenaer verdere nasporingen te doen, op dat er nog een beroemd Vlaming uit den vergetelhoek schitterend te voorschyn kome? Keeren wy thans terug op onzen liefhebbery-herdruk. Het exemplaer, waeraen wy den tegenwoordigen tekst hebben ontleend, berust in de ryke verzameling van Incunabelen des heeren Fr. Vergauwen, voorzitter onzer maetschappy van Vlaemsche Bibliophilen, te Gent. Deze heer deed er den aenkoop van in de merkwaerdige boekverkooping van Benj. Bright, te Londen, ten jare 1845, onder No 2587 (in gr. 8o). Deze druk van Jacob van Breda is alleraerst. De noordnederlandsche geleerde, Dupuy De Montbrun, geeft er eene boekkundige beschrijving van in zyne Recherches Bibliographiques Ga naar voetnoot1, en noemt maer één gekend exemplaer, hetwelk in de stedelyke | |
[pagina 6]
| |
boekzael van Haerlem berust, en voortkomt van wylen Jacob De Koning. Het boek is gedrukt zonder jaertal, maer behoort tot het einde der XVe eeuw. Zoo als wy kunnen afleiden uit de opgave van den heer Dupuy, is het haerlemsche exemplaer minder keurig dan datgene van den heer Vergauwen. In dit laetste, immers, zyn de groote hoofdletters der kapittelen met rood of azuer fraei ingevuld; de opschriften derzelve beginnen met een in azuer geschilderd paragrafteeken (), en zyn met eene roode lyn onderstreept; de majusculen in den tekst dragen een rooden lek, al hetwelk aen het eerste exemplaer schynt te ontbreken. Voegen wy, ter loops, er by dat het, zeer zuiver en met breede randen voorzien, zinnelyk is ingebonden en een bezitter aenduidt die dergelyk slach van kleinooden hoogst weet te waerderen.In dezen herdruk, waervan het getal exemplaren slechts bepaeld is op hetgene der maetschappelyke leden, hebben wy de weinig bezorgde spelling van het originael behouden, in zoo verre toch dat geene drukfeil te aenstootelyk werd, zoo als er eenigen, zelfs een paer grove nalatigheden in voorkomen. De leesteekenen hebben wy nu en dan of veranderd of verplaetst, doch geen comma-punt gebruikt om hierin getrouw aen het oude gebruik te blyven. Onnoodig te zeggen dat wy, om het gemak der lezing, alinéa's hebben gesteld.
Dr D.-J. Vander Meersch.
October, 1849. |
|