Grappig liederen-album
(ca. 1885)–Anoniem Grappig liederen-album– Auteursrecht onbekend48 der nieuwste en meest geliefkoosde coupletten en comique scènes
[pagina 43]
| |
Ik ben Ri-chard Leeuwen-hart!
Toen ik als zuig-ling in 't wieg-je nog lag Had ook reeds
ie-der voor mij diep ont-zag. Want werd ik kwaad, dan be-gon ik te
gil-len, zoo-dat er niemand was, die mij kon stil-len. Toen heb ik
met mijne dap-pe-re vuist Me-ni-ge zuigflesch to-taal ook ver-gruisd.
(Gesproken). Ja, gevaarlijk was ik, en dat ben ik nog. Op school durfde haast niemand mij aanzien, uit vrees van mijn toorn op te wekken, en zelfs de onderwijzers beefden voor mijne wraakzuchtige blikken, wanneer zij de onvoorzichtigheid begingen, mij strafwerk op te leggen. En op straat bij eene vechtpartij - dan - hield ik mij op een eerbiedigen afstand; maar dat was dan puur uit naastenliefde; had ik mij ermee bemoeid, dan had ik alle vechtersbazen waarschijnlijk morsdood geslagen, want
Refr. Ik ben, enz. 2e Couplet:
'k Heb in den oorlog gediend als soldaat;
Niemand gedroeg zich als ik zoo kordaat.
Toen het gevecht eerst voor goed was begonnen
Liep ik zoo hard als mijn beenen maar konnen.
'k Was voor mijn Vaderland veel te veel waard,
Daarom moest 'k zorgen, dat ik bleef gespaard.
(Gesproken). In dien oorlog, 't is wel de moeite waard om het te vertellen, stond ik eens op post bij een kreupelboschje. Terwijl ik daar sta, vervuld van heldhaftige en vaderlandslievende gevoelens, zie ik op eens een dronken schutter naderen. Of 't nu zoo precies een schutter was, weet ik niet, maar 't was een vijand, dat zag ik wel, en daarom kroop ik terstond weg achter een boom, om af | |
[pagina 44]
| |
te wachten, wat er verder gebeuren zou. Ik sidderde - niet van angst, maar van verlangen om den schurk neer te vellen. Hij naderde zwaaiend en zingend en ik kroop geheel weg achter de struiken om hem eens goed op te nemen. Toen viel het mij in, dat ik werda moest roepen, maar ik vond het beter om hem op te wachten en hem dan maar eenvoudig te verworgen. Ik ga dus op mijne hurken zitten, zoodat ik hem niet meer zien kon en wacht. Maar het was of de schelm het geroken had. Ik kon lang wachten en toen er zoo ongeveer een half uur verloopen was, stak ik voorzichtig mijn hoofd buiten het kreupelhout en zag niets meer. De spitsboef had zich uit de voeten gemaakt, zeer gelukkig voor hem; ik zou hem anders waarschijnlijk den hals omgedraaid hebben.
Refrein: Ik ben, enz. 3e Couplet:
Hier op de wereld bestaat er geen beest,
Waarvoor ik ooit nog bevreesd ben geweest.
Leeuwen en tijgers en wolven en beren
Hebben mij nooit nog het minst durven deeren,
Leefde ik op Java, ik moorde gewis
Al wat aan slangen en ontuig daar is.
(Gesproken). Intusschen moet gij muizen en spinnen uitzonderen. Zie ik zoo'n diertje, dan zet ik het dadelijk op een loopen. Niet, omdat ik er bang voor ben, maar uit een soort van kunstenaarsinstinet: ik vind die beestjes zoo mooi, als men ze op vijftig pas afstands beschouwt! Eenvoudig een kwestie van smaak. Maar alle overige dieren! Wee! zoo zij me hinderen. Toen ik pas uit den krijgsdienst terug was liep ik eens op een eenzamen weg te wandelen. Daar springt op eens een monster tegen mijne beenen op, - een hond van wel een voet groot. Ik werd natuurlijk woedend, vlieg op het ondier los en zou het verscheurd hebben, als niet eensklaps de tienjarige eigenaar van het beest te voorschijn was gekomen, die mij toeriep, dat hij niet dulden zou, dat ik zijn hond kwaad deed. Ik liet mij overtuigen, natuurlijk niet uit vrees, maar door mijn gevoel voor wat recht en billijk is. Ik schonk ze dus beide, jongen en hond, genade en liet ze gaan.
Refrein: Ik ben, enz. 4e Couplet:
'k Werd eens verliefd op een lieve maagd;
Gaarne had ik haar het jawoord gevraagd.
'k Deed het toch niet, want onder de vrouwen
Zijn er zoo weinig, die men kan vertrouwen.
Had ik mij later bedrogen in haar,
Moord, ja en doodslag gebeurde er voorwaar.
(Gesproken). En bovendien, iets vragen aan een meisje, aan een wezen, dat in alle opzichten mijn mindere is, - neen, dat strookte niet met mijn heldhaftig karakter. Ik besloot dus te wachten, tot zij mij hare liefde bekennen en mij om wederliefde smeeken zou. En ziet - geen jaar later of zij was getrouwd, maar niet met mij - maar met mijn neef den kurassier, die, wat dapperheid betreft, nog niet in de schaduw van mijn pink kon staan. Hij lachte mij uit en zei, dat ik te verlegen en te beschroomd was om een | |
[pagina 45]
| |
meisje te vragen. Dat was een bloedige beleediging, die ook bloedig moest gewreken worden. Wat deed ik? Ik ging naar mijn kamer, nam mijn Album, haalde daaruit het portret van mijn neef, stak hem toen in effigie de oogen uit, brak hem armen en beenen, trok hem het hoofd af en wierp toen alles in het vuur. Dat was mijn wraak, want, ziet ge
Refrein: Ik ben, enz. |
|