Grappig liederen-album
(ca. 1885)–Anoniem Grappig liederen-album– Auteursrecht onbekend48 der nieuwste en meest geliefkoosde coupletten en comique scènes
XI
| |
[pagina 21]
| |
zoo iets niet! Nu kla-gen jamm'ren die, Die van de In-fant'rie,
Ons van de Ka-val'rie Ons hindert zoo iets niet!Ga naar voetnoot*)
2.
Een jong en flink soldaat
Heeft graag een kameraad,
Het vrouwelijk geslacht,
Is het eerste in zijn macht;
Als hij het hof haar maakt,
Is 't hartje goed geraakt,
En spoedig, wat geluk!
Torst hij het huw'lijksjuk,
En wat volgt achterna?
Zes kleinen roepen: pa!
En deez' of d'andre week,
Komt 't zevend' in die streek;
Misschien dat d' ooievaar
Hem brengt een tweelingpaar.
Refrein. Dan klagen, jamm'ren die,
Die van de Infant'rie,
Ons van de Kaval'rie,
Ons hindert zoo iets niet.
3.
Parade is een feest
Zoowel voor mensch als beest;
De infantrist loopt vlug,
Den ransel op den rug,
Met al zijn kameraads
Naar de paradeplaats,
En staat in zonnebrand
Vier uren in het zand,
Wij zitten dan te paard
En lachen in den baard,
En zien dan zonder leed,
Hoe 't voetvolk hijgt en zweet;
Komt dan een regenbui,
O wee, die arme lui;
Refrein. In 't slijk tot aan de knie
Loopt dan de Infant'rie,
Ons van de Kaval'rie,
Ons hindert zoo iets niet!
4.
Vooraan bij het Ballet
Zit jonge vrouw Brevett,
Naast haar, het hoofd zeer kaa
Haar oude heer gemaal,
Die is zeer erg jaloersch
En bovendien nog boersch;
Komt 'n militair bij haar,
Dan tiert en raast hij maar;
Hij meent, dat die zijn vrouw
Doet breken huw'lijkstrouw;
De slimme officier
Zingt met haar voor plezier,
Eensklaps komt d' oude thuis
En maakt nu veel gedruisch.
Refrein. Dat zou beangst'gen die,
Die van de Infant'rie,
Ons van de Kaval'rie,
Ons hindert zoo iets niet!
5.
Wie Hekkespringer kent,
Die weet dat ook meerent
De Infantrist te paard,
Als zat het in zijn aard;
Bij 't laatste koningsfeest
Zat hij op 'n vurig beest.
Net als een Kaval'rist;
Zoo'n bange Infant'rist!
Maar pas ging 't in galop,
Hij valt hals over kop,
De beenen in de lucht,
Terwijl hij klaagt en zucht;
De arme, och heerejé,
Drie ribben zijn in twee.
Refrein. Toen tierden, vloekten die,
Die van de Infant'rie,
Ons van de Kaval'rie,
Ons hindert zoo iets niet.
|
|