Grappig liederen-album(ca. 1885)–Anoniem Grappig liederen-album– Auteursrecht onbekend48 der nieuwste en meest geliefkoosde coupletten en comique scènes Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] III. Achtsteribbe en zijn Jetje. (Duet.) Denk eens na mijn Jet - - - je Wat ik ge-droomd heb van nacht, Ik droom-de in mijn bed - - je, gij hieldt zoo trouwde wacht Bij 't vuur waar-op gij kook-te bij hel-de-ren vlam-men- schijn, Toen dacht ik zoo, ach kondt gij toch mij-ne vlam maar zijn, toch mij-ne vlam maar zijn. Want zoo als gij zoo glad als een aal Ik zeg het u is mijn i-de - - aal i-de-aal. 2. Jetje. 'k Zag u, Achtsteribbe, eens achter de toonbank staan, Ik haalde versche worsten, en ben toen heengegaan; Gij lachtet o zoo guitig, toen 'k u bedeesd verliet, Toen zuchtte ik heel zachtjes: dit is een blij verschiet! [pagina 8] [p. 8] Want zoo als gij, met worsten zoo sijn, Moet een gemamerde slager zijn. Achtsteribbe. Kwamen ook veel meisjes, zwarte of blonde bij mij, Niet één die mij bekoorde, of liever was dan gij. Een enkle mag ik lijden, die blijs ik toch altijd trouw. Die kan me stevig helpen, die wensch ik als mijn vrouw. Juist zoo als gij, zoo helder en net Die past bij mij, geloof mij mijn Jet. Jetje. Ha, mijn lief best ventje! meen niet dat 'k u versmaad; Je keus zal je niet rouwen, zeg ik, maak daarop staat; Ik geefmij aan u over, o stil toch mijn lefdeijn, Niets zal ons kunnen scheiden, ik wil de uwe zijn. En zoo met u, dat is een genot; Geloof mij toch, zoo wensch ik mijn lot. Achtsteribbe. (tot het publiek.) Blijde maakt zoo'n liefde, 't is toch een prettig gevoel, Al zijn de tijden treurig, ons laat de zorg toch koel; Want wat ons ook passeere, moet ik ook over den kop, Dan eten wij elkander uit louter liefde op. Ja met haar in liefde vergaan, Iets schooners kan op aard niet bestaan. Beiden (tot het publiek.) Zijn wij eens verbonden, zoo tot een echtelijk paar, Dan komt gij ook als klanten, dat is toch zonneklaar, Wij zullen u goed dienen, en geven u puike waar En nooden tot de bruiloft deez' gansche vriendenschaar. En zooals wij, een paartje zoo fijn, Zou er wel zoo op aard' nog een zijn. Vorige Volgende