I.
Majoor van altijddorst.
(De declamator verschijnt in majoorsuniform, kan ook zwarte burgerkleeding dragen, heeft een kolossalen snorbaard en buitengewoon dikken buik. De voordracht moet op barschen toon gehouden worden.)
Ik ben majoor Van Altijddorst! Tienduizend bommen en granaten! Ik ben altijd wèl! Dat komt alleen van mijn solieden levenswandel! 'k Was ook nooit zoo laag als de tegenwoordige mannen zijn! Pas 25 jaar oud, zijn het jonge grijsaards! - Sakkerloot! Ik kan wat verdragen! Ik drink een heel bataillon dood! Ik heb mijzelf ook opgepast als Simson! Zie je wel dezen goed doorvoeden buik! Als de groote trom van ons muziekkorps. Kost mij echter menig fleschje! - Zie je dezen grooten snorbaard! Er bestaat zoo geen tweede onder de zon. Een kavalleriepaard kan er jaloersch op zijn! - Ben al 50 jaar! Maar nog een heele kerel bij de dames! Zij maken jacht op me, alsof ze een wild varken vervolgen! Alle hagel! ik laat ze smachten. Gisteren zat ik weer tusschen 6 schoonen! Alle duivels! Een batterij van 12 flesschen was al naar de maan - maar 'k was altijd nog nuchter. 'k Speelde den kuischen Jozef! Toen belegerden zij me en 'k werd van alle kanten omsingeld, maar 'k gaf mij niet over! Majoor Van Altijddorst is oninneembaar! Ik moet echter na deze alleenspraak eerst de keel begieten, 'k heb weer vreeselijken dorst; daarna zal ik mijn lijfstukje zingen. (Hij ledigt een wijnflesch, daarna nog eene.)
Zingt:
Ik ben ma-joor Van Al-tijd-dorst rom, bom bom bom bom
bom - - - - rom bom bom, Ik drink ter ee-re
van mijn vorst rom bom - - - - - - - - - rom bom bom
En drin-ken kan ik na en voor, rom bom bom bom bom bom