Golfslag. Jaargang 2
(1947-1948)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe telescoop draait..Gegevens voor een Bilan.Bij het einde van de tweede jaargang kruist Jan Boon ons spoor en zwijmelt Van Duinkerken voorbij. Wij moeten het telkens opnieuw constateren. De Golfslag-beweging kan uiteraard geen krediet van officiële zijde verwachten. Ons tijdschrift bestaat voor de Vlaams-Belgische burgers niet. Het verschijnt nu reeds twee jaar - waarvan één jaar volgens de overwegend litteraire formule - het verschijnt met een regelmatige hardheid, ‘die zo afmattend op de doodzwijgers en de kwatongen werkt, dat hun ergernis tot overslaande woede groeit. De B.N.R.O heeft voorzeker de opdracht gekregen de Golfslag-nummers in géén geval te recenserenGa naar eindnoot(1) en van de dagbladen zullen wij maar liefst zwijgen. Maar dat wij bestaan en een bestaansreden hebben, verraden de pijlen die ‘men’ ons in de rug schiet! De heer (of kameraad?) Gerard Walschap klaagt ons aan als jodenvervolgers (ach Palestina!), als verkapte Goebbelsknechten. Kanunnik Westerlinck loopt met hem onder één hoedje en vindt ons verpolitiekt janhagel, enkel bezield met een revanche-geest omdat Duitsland de oorlog verloren heeft (O die zuivere literatuur). Lampo praat dit alles nog eens na. Sirius verwijt ons ‘kijvend’ accent. Anton van Duinkerken gispt ons in ‘De Tijd’ om ons insinuaties ‘tegen’ de fijngevoelige (!) A. Westerlinck. En ook de proletarische bonzen lalden in ‘Het vrije Volk’ | |
[pagina 452]
| |
over de nieuwe ‘Julius Steicher’ die in Golfslag de pen voert. Van Duinkerken en Co lalden natuurlijk slechts de hun ingefluisterde laster na (waren zij wel nuchter?)Ga naar eindnoot(2). Terwijl een zekere Van Ruysbeek ten slotte, die de psychiater uithangt, Degrelliaanse schreeuwersneigingen meent te ontdekken waar in onze teksten het gebruik van vetjes en kapitalen voorkomt. Deze bloemlezing kan nog worden uitgebreid. Zo vinden wij pas in De Groene, van H. Lampo, een retrospectief onding, waarmee hij zijn pathologische onmacht bewijst bij het vaststellen van de letterkundige kredietverschuiving. En het blijkt eens te meer... Voor al die mensen is de repressie, zoals voor al degenen die de bezorgdheid niet opvreet, voorzeker een uitgemaakte zaak. Maar geen argument is voor hen veiliger dan ons, de tegenstanders, met de vuige insinuaties van nazi-om-en-bij te besluipen. Dat ergert ons echter minder dan de dagelijkse moedwilligheid waardoor de Vlaamse Augiasstal onder de drek bedolven blijft. Geen mens schijnt behoefte te voelen (of bezit de moed) om de zuiverende Alpheioswateren door die stal te spoelen. Wij geven slechts enkele voorbeelden. | |
[pagina 453]
| |
De gevestigde katholieke recensenten gaan graag voor oprecht door Zo willen zij het volgens hen litterair sterke werk van Daisne en Van Aken, van Lampo en Jonckheere welkom heten; zij willen m.a.w. om redenen van partij-politieke aard de andersgerichten of andersdenkenden geen ‘onrecht’ aandoen. Wij, die van Golfslag, willen kritiek op grond van onze eigen mening. Dat is de drogreden waarmee ‘men’ ons voor ‘zwarten’, fanatici e.d. verslijt. Er is dus, heren katholieke recensenten, voor een christelijk gerichte geen andere maatstaf meer dan de litteraire (voert de martelaar Lampo soms critiek (?) gegrond op litteraire normen?). En bestaat er o.a. niet de geestelijke maatstaf? U kunt de inhoud van apostaten als Walschap (cfr. De Consul, Tor, Denise, Ons Geluk) en Gijsen (cfr. Het Boek van Joachim, Aanvankelijk Onderwijs) over het hoofd zjen? U kunt (en ook de edelachtbare gentleman Jan Boon) u neerleggen bij de anti-clericale aanvallen van de Toussaints? U vindt religieuze poëzie bij Jonckheere? (Wat deed dit heerschap in Mexico, wat doet hij nu in de kolonie? Houden zijn door de gemeenschap betaalde uitstapjes geen verband met de hervormingen van het onderwijs in de kolonie (o. arme missionarissen) en de vorming van een anti-clericaal opvolger voor de heer J. Kuypers?) Zijn de heren katholieken dan zó blind!? Of is er sedert het hernieuwd huwelijk van de C.V.P. en de B.S.P. of sedert de oprichting van de Partij van de Arbeid geen geesteliik erf meer te verdedigen? Of is alléén de communistische tendenz misleidend? Dezelfde mensen, wier werk ge op litteraire gronden looft en waarmee ge samenzit in de prijzenkransjes, torpederen U wanneer zij er de kans toe zien. Waarom destijds fulmineren op Menno ter Braak, op de Vormendichters, op de schuinschrijvers? Wij begrijpen het alweer niet. De christelijk-gerichte - en zeker méér dan voor 1940 - heeft toch iets te verdedigen?! Geeft men zich voor de vorm dan tegenwoordig wéér gewonnen? Zie, het is niet om een terugkeer tot verengende vormen te doen. Wij stellen alleen de contradicties vast! Want zo Golfslag iets te verdedigen heeft, dan is het vooral de gewetensgaafheid. De litteraire voortbrengst kan ook vormelijk niet zo maar aanvaard omdat ze met partijbelangen strookt. De politieke toegevingen der recensenten gaan zo ver, dat vormelijke maatstaven van hun karakter verliezen. Een roman die een prul is, wordt o.a. niet gered door in een behoorlijk Nederlands te zijn geschreven. De partijrecensenten durven een- | |
[pagina 454]
| |
voudig de bevrienden van het ogenblik niet meer op tekortkomingen wijzen. Zo gezien, heeft Jowan de Kever, door te spreken over het ‘compromisspook’ gelijk (Kultuurleven, Febr. 1948) en is het te begrijpen dat de ‘brede Roomse’ Van Duinkerken zich op zijn teen voelt getrapt (‘De Tijd, 4 April 1948). Zij die de zware strijd van Golfslag als ingegeven beschouwen door verbittering, door eenzijdigheid of zoals er durven zeggen door onvoldragenheid en impotentie, schijnen te vergeten of niet te beseffen vanwaar wij bij de bevrijding vertrokken. Voor een miljoen Vlamingen op zijn minst hadden het O.F. en zijn profiterende burgerlijke handlangers de lucht ‘vergast’ - en hoe, Walschap, e.a. hebt gij u geweerd om niet mee te worden verstikt? - De sieur Jan Boon klaagt in zijn hogervermelde ‘Vlaamse gentleman’ over de onmenselijkheid van de Gestapo en van de geabrutiseerde V.N.V. Vlamingen e.d. (Romsée een abruti?), doch schijnt niet te weten wat de Verzets-Vlamingen in de O.F.-sanatoria uitrichtten en hoe op dit ogenblik de ‘tact en de kiesheid van de Vlaamse Gentleman’ in de concentratiekampen worden toegepast. Meer dan ooit sedert het ontstaan van de Vlaamse Beweging hadden de vervolgde Vlamingen zuurstof nodig en voor die zuurstof hebben wij mede gezorgd. Dat legde ons in de eerste plaats de plicht op. Voor Jan Boon is het ideaal van de Vlaming: ‘In ieder geval heb ik met jeugdige verbeelding in deze verschijning van een Vlaamse heer (bedoeld wordt Toussaint van Boelare), van een stijlvolle stedeling, in een wolk van kostbare sigarenrook, nobel glimlachend, met elegante majesteit, zacht van natuur en sprake, met het geheim der schone letteren rondom zich, een beeld gezien van Vlaams leven dat bekoorlijk was’!!Ga naar eindnoot(3) Kan een katholiek zijn epicurisme en zijn arrivisme beter, lees schaamtelozer, omschrijven? Als in 1948 iemand die zich de eerste gentleman van Vlaanderen uitroept nog te rade gaat bij de grootste ketterjager die wij onder de literatoren hebben gekend, iemand die volgens de normen van de gentleman niet had mogen kwaadspreken en lasteren; als in 1948 door een Limogard de jaloersheid op Moens en Timmermans nog niet kan verkropt; als in 1948 de christelijke caritas het nog niet verder brengt dan een eenzijdige en subjectieve interpretatie van kunstenaars die men nooit uit het geestelijk Pantheon der Vlamingen nog kan weghalen, dan moet men begrijpen dat Golfslag zich niet weerhouden mocht en zich verder niet weerhouden kan de lucht te verversen... En kijk! Is het niet Malan, sieur Boon, die het ten slotte in Zuid Afrika won op Smuts? |
|