De apostaat
Totdat een nieuwe droom gelijk een vogel aan het hart ontstijgt en - over tijd en rampen uitziend - het land herkent waarheen wij langzaam gaan.
(Jan L. Wage)
Het is een opwindend zicht!
Vanuit het zuiden trekken de Duitsers noordwaarts de stad uit. In de haven laait nog een brand.
Vier en twintig uren later komen de eerste Canadese pantserwagens aangerold.
Ver weg wordt nog geschoten, eenzaam en hopeloos.
Naarmate de drukte en het juichen groeien verschijnen er ook meer vlaggen. . .
Wie weet waar het begon?
Hier, ginder, aan hoeveel gevels waait geen driekleur?
Dreigend stoten de drommen tegen die huizen aan; vooraan jonge mannen met een geweer en een cigaret, hoge vrouwenstemmen slaan in hun nek.
. . .Maar de deuren blijven stil gesloten. . .
Plots rinkelen glasscherven; een grillig helder geluid tussen het driftig kloppen van geweerkolven op hout. . .
Nog zingt de straat en worden de eerste vreemde monden gezoend. . .
Tilly zit met haar ouders in de keuken te luisteren.
‘Doe je schoenen aan, vader, dadelijk komen ze ons halen!’ ze zegt het zacht maar dringend.
In vaders ogen leeft zorg; niet om het tieren van daarbuiten, hij hoort het nauwelijks.
‘Herman!’
‘Herman trekt zijn plan wel vader.’
Tilly helpt met de schoenen. Stevig strikt zij de veters, zij voelt vaders vingers zachtjes trillen op haar hoofd.
‘Waarom zouden ze ons komen halen, Tilly?’ - het klinkt angstiger dan hij zelf wil.
‘Waarom?’ Tilly aarzelt - ‘om Herman, vader’. . .
Gisteravond heeft moeder al zijn brieven verbrand, uit Kiev en Rostov en de laatste uit een herstellingsoord in Beieren.
In de keuken wordt het stil. Het kraantje drupt regelmatig, obstinaat hard.
Hoelang reeds?... Hoelang nog?...
Zij horen het gedempte gewoel in de straat niet meer.
Het kraantje drupt. . . en Herman in Beieren!. . .
Herman Rogiers. soldaat in. . .
Een bellen snijdt die gedachte scherp af. Weer horen zij het zingen nu, maar dichterbij hangt enkel een dreigend grommen. Er wordt driftig op de deur getrommeld, hout op hout.
Zij zijn rechtgesprongen en kijken elkander aan.