Golfslag. Jaargang 2
(1947-1948)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |
IIIk denk altijd aan het huis en de tuin
die ik verliet om alleen te leven
aan de linden en aan de moerbeienboom
en al de begonia's in het perk.
En ik denk aan mijn kleine kamer
waar altijd de zon in scheen
en ik denk aan grootmoeders ouderdom
en vraag waarom ik ween.
Ik sta nu heel alleen in het leven
ik sloot menig verbond met haar
Zij wil het mij niet vergeven
dat ik mij mat met haar.
| |
IIIIk heb iemand achtergelaten
die geleek op die ik dan was.
En iedere keer dat ik daarnaar keek
bekeek ik een spiegelglas.
Wellicht is zij lang verworden
onder de blaren in 't gras.
| |
[pagina 227]
| |
IVIk heb een vriend verloren
Hij schreef dat hij mij verliet
zijn brief ligt bij d'andren geborgen.
Ik heb mijn kleed ontgord
ik denk aan zijn mond en handen
die nu een ander ziet.
| |
VSommige bedriegen hun eenzaamheid
met bloemen of een feest
Andre met spel en andre met God
met een andre mens het meest.
Ik doe het met verzen. En met de vlucht
van alles wat ik ken.
Ik blijf alleen zolang ik weet
dat ik hier voorlopig ben.
| |
VIIk voel mij hier niet en daar niet wel
En in uw armen maar enkele uren
En in het wrekende levenspel
En in de wondere avonturen
Zoek ik moede en zoek ik bang
de vrede voor dit vreemd verlang.
Ik wil hier en daar niet zijn
En ik zoek de wondere avonturen
verre have en rijke pijn
maar ach, het moet zo duren
want ik zoek bang en ik zoek moe
Vrede doe mijn ogen toe.
| |
VIIOp het laatste blad van het boek
valt anders niets te schrijven
dan op het eerste blad.
Alles wat wij hebben is niets
Al is het wat.
Anne OSTROV.
|
|