Golfslag. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 132] [p. 132] De vergissing Ik heb geen tranen - de pijn is te groot: Mijn liefste, mijn eigen man is dood. Aan den muur gezet als een vuile bandiet Een knal en wat rook, méér was het niet. Meer was het niet, en het leven gaat voort. - Er werd slechts een vader, een man vermoord. Men zegt dat gerechtigheid is geschied. Maar wàt hij misdaan heeft, dat weet ik niet. Hebt Gij U dan afgewend, o God, Rechtvaardigheid is toch U w gebod! Zij willen, mij troosten, zij spreken van 't kind, Maar weten zij hoe ik heb bemind? Zoo teeder en fel, zoo diep en zoo breed Dat dikwijls de vrouw de moeder vergeet! En dat ik nu leven moet, dag na dag, En dat ik niet bij hem, niet sterven mag! Wies PERSYN. Vorige Volgende