Golfslag. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Weer klotst het heimwee. Weer klotst het heimwee naar de zeeën in ons bloed! De zomer jaagt zijn sap door wieren en door mossen. Thans weegt de mufheid van een kamer op 't gemoed, nu zachte Zomerwinden ruischen door de bosschen. O thans te zwerven door het malsch en jeugdig gras, langs witgekalkte hoeven en langs golvend koren, ik breng U mijn getuigenis uit vuur en asch, als ik het zacht geklop der spechten weer mag hooren. Laat mij nog eenmaal 't wenken van mijn mooie waan, ik zal daarom niet roekeloozer van de bergen dalen, ik zal de vlakten kiezen en het ruischend graan, ik breng geen edelweis, maar lelies uit de dalen. Laat mij dan pelgrim zijn door dit beloofde land, een troebadoer, een zwerver langs de brakke wegen, een paladijn, een droomer van een nieuw bestand, waarin de broederbanden zwaarder zullen wegen. Verblindend licht gutst uit lavendelblauwe lucht. In boomen en in hagel is het ëen gewemel. Verspreidt zich weldra het verhaal in dit gehucht, een witte vogel vloog in stoute vlucht ten hemel. J. COVELIERS. Vorige Volgende