Golfslag. Jaargang 1
(1946-1947)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 302]
| |
De officiele literatuur
| |
[pagina 303]
| |
de officiële vertegenwoordigers (veelal de nog levende tijdgenoten van Van O.) van onze literatuur wel hebben gegrinnikt. Want wie stond en staat hen méér in de weg? Een vacuum? Sedert 1920 houden de Noord Nederlandse critici bezwaarlijk de ontwikkeling onzer letteren bij. In de Noord Nederlandse handboeken, periodieken en dagbladen voerden Vlaamse correspondenten of redacteurs over Vlaamse literaire aangelegenheden de pen: Roelants, Gijsen, Leroux, Zielens, Toussaint, Jonckheere e.a. De gevolgen bleven natuurlijk niet uit: 1° De Noord Nederlander kan zich geen eigen oordeel vormen, omdat hij zich verlaat op het rapport van anderen. 2° deze anderen, zogezegde Vlamingen, bleken niet allen vrij van een persoonlijke politiek, nl. het eisen van een cijns (bewieroking, erkenning als meester, politieke aansluiting, onderdanigheid enz.) alvorens een gunstige bekendmaking te lancerenGa naar voetnoot(1). Enige van onze in Noord Nederland aanvaarde (lees officiële, politiek georiënteerde) critici hebben voor enige vrienden, of uit eigenbelang, het gros der Vlaamse literatoren gedevaloriseerd en de ontwikkelingsgang onzer letteren op quasi dictatoriale wijze gediscrediteerd en geminimaliseerd. We menen zelfs dat de epuratie hen meer dan ooit het gewenste argument aan de hand deed om hun jarenlang verkeerd voorlichten te verantwoorden. Wij zijn de overtuiging toe gedaan dat Noord noch Zuid alle verdienstelijke persoonlijkheden waardeert; dat het enggeestig patriotisme of het ‘ôtetoi de là que je m'y mette’ de waardeschatting vervalst; dat het plattebroodjesbakken van vele Vlamingen (?) ten overstaan van Hollandse officieel erkenden, de Noord Nederlanders sterkt in hun overtuiging dat wij, Vlamingen, ons minderwaardigheidsgevoel niet kwijt geraken; dat de Noord Nederlander er goed aan doet zijn licht eens elders op te steken dan bij de gecanoniseerde correspondenten of bij de gastvrije literatoren die graag met hoge percenten werken; dat noch Brussel noch onze Brusselse Zender het ware beeld van onze literatuur geven. Alles bij elkaar groeien Noord en Zuid op het huidige ogenblik meer van elkander weg, dan naar elkander toe, alhoewel van onze zijde (de goede) niets onverlet gelaten wordt om zo nauwkeurig mogelijk de Nederlandse letteren te wegen, d.i. aan een critisch onderzoek te onderwerpen, hetgeen het enig juiste standpunt in zake samenwerking en waardering is. Wij onderschrijven b.v. de in Noord Nederland van de hand van Vlaamse scribenten bekende literatuuroverzichten niet. Wij verliezen de eerbied voor de Hollandse critici of doctors in de letteren waar zij geen eigen visie meer hebben op de stromingen na Ruimte, waar zij geen andere moeite meer doen dan hun Brusselse of Oostendse vrienden raadplegen om over Vlaanderen te worden ingelicht. Er deed zich in onze letteren reeds het paradoxaal Elsschot-geval voor. Een Hollander die zich toch eens wou documenteren vond hier iemand van waarde, die noch onder, noch boven de Moerdijk bekend was. Bij wie lag de schuld? Zoals wij hoger zegden: bij de Vlamingen die ‘doodzwegen’, bij de Hollanders ‘die zich op het doodzwijgen verlieten’. Het komt ons voor dat het Elsschot-geval reeds lang niet meer uniek is. Maar waarom zouden wij het slechts aan de tijd alleen overlaten recht te zetten wat krom sloeg? Hendrik STORM. |
|