Golfslag. Jaargang 1
(1946-1947)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 225]
| |
Utrecht, de Centrumprovincie.Helemaal ingesloten tussen de andere gebieden en afgezonderd van de zee - het stukje Zuiderzee werd zelf drooggelegd - heeft Utrecht steeds een vooraanstaande plaats bekleed in het Nederlandse leven. Het grondgebied is slechts klein en midden in ligt de prachtige hoofdstad van gelijkluidende naam die de hele streek beheerst. Volgens de gesteldheid van de bodem kunnen we de provincie als volgt indelen. In het Westen bestaat de grond uit laagveen, langs de rivieren strekt zich een kleistreek uit, en in het Oosten is de grond zandig en het landschap heuvelachtig. Hier is het land van de heide en de dennebossen. Hoofdzakelijk is de bevolking van Frankische oorsprong. In het Noord-Westen is nog een sterke Friese invloed merkbaar, terwijl ook in heel het gebied, maar vooral in het Oosten het Saksisch element haar stempel op bevolking, levenswijze en taal drukte. Evenals Friesland is Utrecht in grote mate een weideland, meer dan de helft wordt door weiden ingenomen. De hoofdbezigheid van de bevolking is bijgevolg veeteelt en zuivelproductie. Er wordt weinig aan landbouw gedaan, maar de tuinbouw is betrekkelijk belangrijk. Ook de heerlijke, grote bossen, welke duchtig ontgonnen worden, geven nog heel wat mensen een broodwinning. We stippen hier de gekende klompennijverheid aan. Utrecht wordt vaak de mooiste provincie van Noord-Nederland genoemd. En niet ten onrechte. Inderdaad, de z.g. woeste gronden zijn vermaard wegens hun natuurschoon. Een intens pensioen- en hotelbedrijf is hier ontstaan. Over de oude bisschopstad Utrecht zou men uren de lof kunnen zingen. Amersfoort, Zeist, Baarn, Soest, Helstein en de meren in het Noorden zijn evenmin te versmaden. De grootste eigenschap van Utrecht is de rijke verscheidenheid. De koningin van Nederland heeft ook een bijzondere voorliefde voor deze provincie - het is in Soestdijk dat zij haar prachtig buitenverblijf liet bouwen. Wilhelm II, de vroegere Duitse Keizer werd eveneens bekoord door de heerlijke omgeving van Doorn om er na de ineenstorting in 1918 zijn tenten op te slaan. | |
[pagina 226]
| |
Wie Nederland bezoekt, kan niet voorbij Utrecht. Op elk gebied vindt de trekker en vorser hier een kolfje naar zijn hand. Uit voorgaande ziet men dat de streek zelf wegens haar schoonheid ten volle de moeite waard is, maar uit het volgende van dit artikel zal blijken dat hier in deze centrumprovincie de politieke en godsdienstige hartstochten hoog zijn opgelaaid. Dit heeft zijn invloed gehad op de inheemse bevolking en op de ontwikkeling van de hele Nederlandse stam. | |
Flitsen uit het verleden van Utrecht.De provincie dankt haar naam aan de stad. Aanvankelijk heette ze als enig Bisdom het Sticht of het Nedersticht. In de oudste tijden werd het in twee delen gescheiden door de Rijn, die toenmaals nog in de tegenwoordige kromme Rijn zijn voornaamste tak had. De Romeinen rukten op tot aan de Rijn en bouwden er verschillende versterkingen, o.a. Trajectum en Fectio en een belangrijke heirbaan. Uit deze Germaans-Romeinse tijd werden heel wat overblijfselen gevonden. Met de Volksverhuizingen kwam een lawine over het land en alles wat opgebouwd was ging practisch verloren en het was slechts bij de opkomst van het Karolingse Rijk dat er herleving kwam en Utrecht en vooral Dorestad belangrijke steden werden. De H. Willibrordus is ondertussen bisschop van de stad geworden. (zie geschiedenis stad) Na de invallen van de Vikingers is alles te herbeginnen. In 918 komt de bisschop terug en vestigt nu een sterk gezag. De kerkelijke grenzen worden ongeveer als volgt vastgesteld: de diocees Utrecht omvatte het tegenwoordige Nederland, behalve het deel ten Zuiden van de Waal, de Achterhoek van Gelderland en het kleiland van Groningen, hetwelk tot bisdom Munster behoorde. Aangezien de staatkundige toestand heel verward is - Utrecht hangt zelf een tijdje van Friesland af - willen de bisschoppen een heel behendige politiek voeren die hun naast de geestelijke ook de wereldlijke macht in het gebied verzekeren. In 1060 kon de bisschop zich heer en meester noemen in Utrecht, Teisterbaut, (tussen Maas en Waal) de Veluwe, Overijsel, Drente en Groningen. Later worden zelf Friesland en Holland in zekere mate afhankelijk van de bisschop. Maar dan komt het keerpunt, de bisschop krijgt moeilijkheden met de keizer, - de machtig geworden stad Utrecht laat zich niet dicteren, - enkele leenmannen steken de hoofden op en finantieel gaat het de bisschop ook niet voor de wind. Het concordaat van Worms bespoedigt de teloorgang. De pauselijke wijding kost veel geld - de familieleden welke de bisschop met hoge functies bekleedde verklaren zich zelfstandig - de Hollandse graven happen grote stukken uit zijn gebied - Utrecht is opstandig en ten slotte hangt de bisschop af van de willekeur van de Hollandse graven. Een bisschop, Jan van Arckel (1342-1364) slaagt er in de kans nog even te doen keren, zich de steun van Utrecht te verwerven en Holland suksesrijk te bekampen. Na zijn dood eist de paus het recht op de bisschopbenoemingen te doen, de edelen aanvaarden niet en uiteindelijk zijn er twee bisschoppen, die elkaar verbeten bekampen en ondertussen hun herwonnen wereldlijke macht terdege verzwakken. De aftakeling gaat nu met rasse schreden en in 1528 wordt Keizer Karel V als wereldlijk Heer in het Sticht aanvaard en de bisschop behoudt alleen zijn geestelijke macht. | |
[pagina 227]
| |
De Hervorming zal heel wat beroering brengen en Utrecht kent een geweldige beeldenstorm. Het duurt niet lang of Utrecht wordt Calvinistisch en er wordt geen bisschop meer benoemd, terwijl veel geestelijken het nieuwe geloof aankleven. Utrecht wordt langzamerhand het bolwerk der fanatieke Calvinisten tegen het meer vergevingsgezinde Holland. Tijdens de Franse bezetting heeft Lodewijk XIV in 1672 zijn Hoofdkwartier te Zeist. Tijdens de moeilijkheden welke zich later voordeden tussen Patriotten en Prinsgezinden koos Utrecht overwegend partij der eerstgenoemden. Hetgeen volgt op deze strijd valt in het raam der algemene Nederlandse geschiedenis. | |
De Stad Utrecht.Aangezien de stad steeds heel de omgeving beheerst heeft is hare geschiedenis grotendeels deze van de provincie. Over het ontstaan van de stad Utrecht worden heel wat legenden verteld. De opgravingen in de laatste jaren op het Domplein hebben veel klaarheid gebracht. Men heeft de overbljifselen ontgraven van een oud Romeins Castellum, dat ook op Romeinse kaarten uit de IVde eeuw voorkomt. Dit Castellum bevond zich in een bocht van de Rijn, die toenmaals de voornaamste uitmonding van deze rivier vormde. (thans Kromme Rijn.) Het heette Trajectum (overzetplaats) en werd door de Germaneninvallen verwoest. De H. Willibrordus koos de fundamenten van het hoofdgebouw uit om er een kerkje op te bouwen. Dit omstreeks 695. Men neemt aan dat het een restauratie zou zijn van een kapel uit de tijd van Koning Dagobert I. Nadat Willibrodus tot Bisschop was gewijd richtte hij naast de kapel de St. Salvatorskerk op. De Noormannen veroverden en verwoestten het land en de Bisschop vluchtte naar veiliger streken en het was eerst in 918 dat een van de opvolgers, Balderik, kon terugkeren. Hij liet de St. Salvatorskerk herstellen en bouwde naast deze, die als oud-Munster bleef bestaan, een nieuwe dom, aan de H. Martinus gewijd. Een geweldige brand in 1017 teisterde het gebouw. Weldra werd het groter en schoner heropgebouwd. Deze kerk vormde het middenpunt van een kruis, waarvan de uiteinden bestonden uit de St. Jans. en St. Pieterskerk en later de St. Paulus- en St. Mariakerk. Weldra was Utrecht het geestelijk centrum van Nederland. Aanvankelijk was er een bloeiende handel, maar de stadswallen uit de XIIde eeuw bleken voldoende om de bevolkingsaangroei tot de XIXde te bevatten, zodat de handelsontwikkeling in feite niet groot was geweest. Utrecht is de getuige geweest van een vinnige strijd tussen de verschillende standen, nl. tussen Lichtenbergers en Lokhorsten. Het voornaamste monument is ongetwijfeld de domkerk opgericht in de XIIIde eeuw. Het schip der kerk werd door een storm verwoest; dit verklaart het feit dat de toren afgescheiden staat van het overige gedeelte, dat op zijn beurt door een kloostergang verbonden is met de kapittelzaal, dat nu als auditorium van de Universiteit benut wordt. Utrecht is de stad der mooie kerken - de XVIde eeuwse Catharinakerk is nu de kathedraal van de Aartsbisschop. Het prestigieuse uitzicht van het stadsbeeld wordt nog in grote mate verhoogd door gave reeksen rijke patriciërshuizen. | |
[pagina 228]
| |
Enkele grepen uit leven en karakter.De deftigheid van de Utrechtenaar is spreekwoordelijk. De rijkdom en de macht die van zijn hoofdstad uitstraalde in de loop der tijden heeft hem een zeker allure gegeven, die er hem toe aanzetten tot zelfs in de kleinste details heel deftig te doen. De gemoedelijke vrolijkheid van de hem zo verwante Geldersman is hem vreemd. Hier denkt men niet in Volksgemeenschappen, doch wel in Volkskringen. Dr. P.H. Ritter schrijft heel raak over deze deftigheid. ‘Er waren in Utrecht altijd kringen, de kring der aristocratie, de kring van de middenstand. De geringste gebeurtenis wordt in Utrecht een ceremonie. De eenvoudigste lieden zetten hoge hoeden op en plegen recepties, wanneer het een of ander twaalf en half jaar bestaat. Zelfs nog voor een veertig jaar, was het een vraagstuk, of een tweede luitenant mocht converseren met een leraar M.O. zonder academische titel. Deze flauwigheden zijn thans wel geheel verbleekt, maar het tot in burgerlijke kleinmoedigheid afdalende gevoel voor hierarchie is in de huidige Utrechtse samenleving nog waar te nemen.’ Tot zover Dr. Ritter. We moeten dit alles nu niet op de letter nemen. Hier heeft deze alles omwentelende tijd haar werk gedaan. Buiten dit mogen we niet veralgemenen en overdrijven, willen we naast de klassieke, doch verkeerde voorstelling van de levenslustige, bierdrinkende Pallieteriaanse Vlaming en de stijve, nuchtere kaasverkopende Hollander weer geen type scheppen van de deftige burgerlijke, habiet- en buisdragende, steeds ernstige Utrechtenaar. Te onthouden valt slechts dat de mensen hier zin hebben voor vorm en ceremonie en dat het voor de vreemdeling vrijwel onmogelijk is om in hun kringetje binnen te dringen. Wie er toch na moeizame pogingen in slaagt als vertrouwde en standgenoot opgenomen te worden, stelt vast dat het er te Utrecht wel prettig toegaat. Er is heel veel gezelligheid en gulle kameraadschap die men alleszins in die stijve samenleving niet zou verwachten. Te Utrecht zijn er ettelijke, ijverige dilettanten toneelverenigingen, voornamelijk georganiseerd door de kunstminnende middenstand. Deze toneelverenigingen leveren puik werk en allen stellen er angstvallig prijs op de keurigste prestaties te leveren. In het algemeen heeft het volksleven weinig kleur - de stad is te deftig en het platteland is te veel in zich zelve gekeerd. De calvinistische invloed is hier niet vreemd aan. Toch zijn er enkele gebruiken, die men in deze streken zeker niet zou verwachten. Zo bestaat er te Baarn nog de historische St. Anna-Gilde en te Soest de groot Gaerbeker of St. Aechte Gilde die zich specialiseren in het houden van grootse teerfeesten. Deze teerfeesten dragen een Breugeliaans karakter. Het versteend menu bestaat sinds eeuwen uit soep, grauwe erwten met gebraden vlees en zoete melkse rijstpap met suiker en boter - met vanzelfsprekend de onvermijdelijke vaatjes bier. Men is er ‘onder ons’ en heel het feest staat in het teken van de uitgelaten lol. Komt er een ongelukkige buitenstaander het feest storen, dan stijgt er een woest krijgsgehuil op. Al de gildezusters en broeders gillen: ‘een mof in 't Gild’ en de eensgezinde bende neemt de indringer bij het kruis van zijn broek en zwiert hem met een sierlijke zwaai en een luide smak op straat. Dit lot spaart zelfs geen veldwachter of marechaussee, die menen daar een overtreding vast te stellen of de stille, doch ongewettigde hoop koesteren, mee te kunnen aanschuiven.
Dries P. DRUYTS. | |
[pagina *31]
| |
|