- Nee, nee...
- Kom. Ik weet, dat je verstandig bent. En moedig. Zo dikwijls hebben we saam gesproken, Frans. En altijd heb ik je bewonderd. Zal je nou...
- Toen was er nog hoop, vader.
- Nou is er de zekerheid, Frans. De zekerheid, dat je naar de hemel gaat. Daar hoef je niet aan te twijfelen.
- Maar vader ik kan het niet geloven. Ik wil het niet geloven. Het is 'n vergissing. Het moet 'n vergissing zijn.
Traag en zacht vallen de woorden van de oude aalmoezenier:
- Nee. Het is geen vergissing, Frans.
- Ach, vader.
- Ween nou rustig uit, jongen. Schaam je niet voor me. Zie...
De tranen rollen de priester over het gelaat.
- Waarom ween je, vader?
- Om jou, jongen. Om jou, Fransje. En om al de anderen, die je voorgegaan zijn, en die nog volgen moeten. Denk aan hen, Frans. Je bent niet alleen. Zovelen hebben je 'n lichtend voorbeeld gegeven. Wellicht kom ik je eerstdaags achterna, Frans. Dat zal 'n blij wederzien zijn, nietwaar?
- Vader...
- Mag ik je nou de generale absolutie geven, Frans?
- Graag, vader.
De gevangene knielt eerbiedig en als balsem vloeit over z'n hoofd de zalige kracht van de heilige woorden.
- Nu gaat het beter, vader.
- Rook je niet, Frans? Ik heb 'n heel pakje sigaretten meegebracht voor jou. Je mag, hoor...
Even schiet er 'n pijnlijke trek over het vale gelaat van de gevangene. Dan stamelt hij:
- O! Heel graag, vader. Dank u.
Zo zitten ze 'n hele tijd en zwijgen. En staren in de blauwe rook, die lui wegkronkelt door het tralievenster.
Dan spreekt Frans. Nauw hoorbaar.
- Het leven is zo goed, vader.
Maar de grijze priester antwoordt niet. Hij rookt en bidt.
Weer de stem van de gevangene:
- Gaat U m'n vrouw, gaat U Mariska opzoeken, vader?
- Wees gerust, Frans. Op mij kan je rekenen.
- Vertel haar... dat ik tot het eind aan haar gedacht heb, vader. En dat ik haar vergiffenis vraag voor alles, wat ik haar misdeed.
De aalmoezenier knikt.
Stilte.
- En dat ik haar veel... erg veel geluk wens.
Hij kropt.
- ...En haar later hoop weer te zien... in de hemel, vader.
- In de hemel, zegt de aalmoezenier en hij glimlacht weer.
- Vader.
- Ja, Frans.
- Mag ik nog eens communiceren?
- Zeker mag je dat, Frans. Ik dank je om die vraag. Ik zal morgen heel, heel vroeg bij jou zijn. En ik zal bij jou blijven. Ik laat je niet alleen.