Weerbaarheid
Weerbaarheid is een onbekend begrip in Zuid-Nederland. We kennen wel afbrekerij, neerhalerij, verdachtmaking, obstructie, oppositie, zelfs constructieve oppositie. Deze laatsten hebben ongetwijfeld hun nut opgeleverd. Wij zien echter naar iets positievers om. Wij willen niet de dijk zijn waar de golven razend tegen opbeuken en terugvallen, maar het schip dat snel en doel-zeker de zeeën doorklieft, sterk, tegen storm en onweer in. Dat is weerbaarheid.
Het weze mij vergund hier één aspect van die weerbaarheid wat nader te belichten. Het is geen zuiver-politiek, eerder een sociaal aspect. Want al staan op politiek gebied nog vele problemen te wachten, voelt ‘Golfslag’ zich niet geroepen het rijpe koren voor de voeten van onze volksvertegenwoordigers weg te maaien. Wij zijn wel zeer humaan, maar die heren hun jaarwedde in dolce far niente laten opstrijken, lijkt ons wat te bar. Daarom laten we hèn de politieke problemen...
Men praat de jongste tijd erg veel over reorganisatie van het leger, verjonging van het kader, inblazen van een nieuwe geest in het officierenkorps. Welnu, afgezien van het feit dat wij vrij wantrouwig staan tegenover bedoelde geest, die moeilijk anders dan anti-Nederlands kan zijn, keren wij ons beslist tegen zulk militarisme. Wij verafschuwen de kazerne, de opleiding met haar ontelbare lege uren, het vertrouwd maken van een negentienjarige jongen met wapens. Nochtans, voor hij huwt of een definitieve loopbaan kiest, moet iedereen minstens zes maanden een harde opleiding hebben doorgemaakt, om al het futloze amateurisme en alle kind-zijn eruit te jagen en hem physiek en moreel tot man te slaan. Dit echter zal het leger hem nooit brengen.
Tijdens de bezetting richtten de secretarissen-generaal een dienst op, die aanvankelijk bedoeld als vrijwilligersorganisme zeer vlug ontaardde tot een toevluchtsoord van al wie niet naar Duitsland wilde gedeporteerd worden; ik denk hier vooral aan de jonge arbeiders, bedienden en studenten. Deze Arbeidsdienst, van alle nieuwe-orde instellingen veruit de gezondste en minst collaborerende, bezat vele gebreken. Het kon ook niet anders. De geïmproviseerde oprichting greep plaats in oorlogstijd, de politieke partijen poogden er hun klauw op te leggen en hem te nazificeren, de bevolking beschouwde ieder geuniformeerde, tot de politiemannen in nieuwe kledij toe, als verrader. De kredieten werden karig toegemeten. Voor alle materiaal bezat de arbeidsman slechts zijn spade. En toch presteerde hij. Het juridisch-legaal aspect van die Arbeidsdienst moet hier niet behandeld worden. Het Belgisch Gerecht plaatste hem op de lijst van de verdachte organismen net als de N.L.V.C. en Winterhulp (al zou het land zonder deze van-naam-veranderde instellingen nu een eerder pijnlijke situatie kennen...).