Golfslag. Jaargang 1
(1946-1947)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 187]
| |||||||||
Gelderland is geen Eenheid.Door de Gelderse rivierarmen wordt de provincie verdeeld in vier gewesten, die naar bodemgesteldheid, bevolking en algemene kultuur totaal van elkaar verschillend zijn. Het is onmogelijk Gelderland als een geheel te behandelen. We onderscheiden:
In het grootste deel van de Veluwe woont naar afstamming een Saksisch-Frankische bevolking. We vinden er verschillende huistypes: Friesch, Saksisch en zelfs het Frankisch lang gevelhuis, namelijk in Harderwijk en Nunspeet. In Elspeet, Nunspeet, Doornpijk en Elburg wordt de eigenaardige klederdracht nog in ere gehouden. De bewoner van de Veluwe, de dorre, kale heide is gesloten, sober en stug van karakter. Dit uit zich ook in de kleding, die in vergelijking met de drachten in andere streken, weinig kleurig, donker, bijna somber is. Het rood van de gebloemde of geruite halsdoeken, die met de punten over de borst gekruist worden, geeft iets vrolijkers aan het geheel. Hier wordt het donkerblauw algemeen als rouwkleur genomen. Veluwe kent nog meerdere oude Volksgebruiken: de viering van St. Maartensdag; het lopen met de Rommelpot - hier toekepot geheten - op Vastenavond, de Palmpaas, het eierentikken en de Paasvuren. De bevolking is over het algemeen streng-gelovig, Calvinistisch en bijgelovig. Zo is het land rijk aan sagen; zowel natuursagen: over de wilde jager, over reuzen en dwergen, over het ontstaan van de heuvels alsook verhalen uit de ridderwereld. We zijn hier in het Rijk der oude kastelen. In Z.O. van de Veluwe wordt geen Frankisch, maar een Saksische tongval gesproken, die ook verbreid is in het Westelijk deel van de Graafschap, de streek waar Zutfen in ligt en Doetinghem en Doesburg. | |||||||||
[pagina 188]
| |||||||||
De Achterhoek heeft overigens hetzelfde dialect en volksgebruiken als Twente in Overijsel. De bevolking van de Gelderse Achterhoek is iets minder stug of gesloten dan die van Twente, goedhartig en vrolijker, maar toch over het algemeen iets wantrouwend en achterdochtig, en met een neiging tot eigengereidheid, die bijna spreekwoordelijk geworden is voor de Geldersman. Toch is er hier een gevoel van humor, dat wel eens omslaat in ironie of sarcasme. Evenals in Twente hebben we hier Schutters- en Oogstfeesten, alsook Vastenavond- en Paasgebruiken. Het woningtype is hier ook het Saksisch Hallehuis. Het dialect van Lijmers sluit zich aan bij dit van Over-Betuwe, het Rijk van Nijmegen en N.-Limburg. Het is Limburgs-Frankisch met Saksische elementen. Het woningtype is hier ook het Saksisch Hallehuis met als variante het z.g. Krukhuis. De Betuwe, althans het Westelijk deel: de Neder Betuwe, Tieleswaard en Bommelerwaard wordt bewoond door een bevolking die een Brabants-Frankisch dialect spreekt. Het Volkskarakter is losser, gemoedelijker en luidruchtiger. Hier ook weer voornamelijk krukhuizen. De sagen en legenden ondergaan hier minder de invloed van de natuurkracht, maar hier in het stroomgebied der grote rivieren is het, dat zich een van de voornaamste sagen heeft afgespeeld: die van de zwaanridder, die Wagner inspireerde voor zijn opera ‘Lohengrin’. De oude Keizerstad Nijmegen, met haar Valkhof, de oude ruïne van Karel's Paleis en Hofkapel, moest trouwens wel aanleiding geven tot het opbloeien van sagen in deze streken. Ook Arnhem en veel kastelen aan de Veluwerzoom werkten mee om historie en legende doorheen te weven. Nijmegen is zeer oud, het was een Ketlische Handelsstad in de tijd der Romeinen. Betuwe is het land waar volgens de sage (door P.C. Hooft in begin der XVIIde uitgewerkt in ‘Baeto’ Toneelspel), een deel van de stam van Katten of Hessen, zich als Baetouwers of Bataven zou gevestigd hebben als oudste stam der Nederlanden naast de Friezen. | |||||||||
Groei van Gelre.Van Graafschap tot Hertogdom.Gelderland is een van de vroegst bewoonde delen van Nederland. Op de Veluwe vindt men nog de sporen van de z.g. Koepelgrafbouwers, de bewoners uit de steentijd. Hier werden uit hout gebouwde graven gemaakt, die overdekt werden met zand. Men vergelijke hiermee de Drentse hunebeelden. Deze graven bevatten stenen en ook enkele bronzen voorwerpen en veel aardewerk uit de ‘Klokbekerkultuur’, minstens 1.000 jaar vóór onze tijdrekening. In het begin van onze jaartelling is ook de Betuwe bewoond, maar van de Veluwe vernemen we niets nieuws. Uit de Romeinse tijd weten we dat er verschillende volksstammen, zoals de Bataven, de Chamaven, de Ampsivari, de Tubanten in Gelderland gewoond hebben. De Franken overspoelen het land en de verschillende stammen sluiten gedwongen of vrijwillig bij het groter stamverband aan. Het Oosten van het land behoort tot de Saksische Kreis en nu nog stellen we vast dat ten Westen van de IJsel Frankische en ten Oosten Saksische dialecten gesproken worden. | |||||||||
[pagina 189]
| |||||||||
Onder de Merovingers behoorde Gelderland aan Friesland. Karel Martel en Pepijn de Korte veroveren de Veluwe, terwijl Karel de Grote de Achterhoek onder zijn bewind brengt. Na de dood van Karel de Grote horen we weinig van Gelderland. In de XIde eeuw is het de Duitse Keizer Hendrik III die aan een Vlaming Gerard gebied ten Z.O. van Roermond, in leen geeft. Hij wordt de stamvader van de Gelderse vorsten. Tegelijkertijd kreeg ook de Bisschop van Utrecht veel gebied en rechtsmacht. In 1026 bezat hij behalve het sticht ook Teisterbant en de Veluwe. Het eerste werd in leen gegeven aan genoemde Gerard van Wassenberg en het andere aan zijn zoon Dirk. Een later Graaf verkreeg een stuk van de Betuwe. Door enkele huwelijken en intriges wisten de graven hun gebied aanzienlijk te vergroten en de eerste moeilijkheden met Brabant begonnen. In 1247 kwam Nijmegen bij Gelre. Otto II (1228-1271) kocht Emmerik, Zevenaar, Breevoort en ook zijn zoon Reinoud I (1271-1326) breidde het Graafschap uit. Deze kwam in oorlog in 1283 met Hertog Jan I van Brabant, omdat deze Limburg opeiste. Floris V steunde daarin Brabant en Jan van Nassau, Gelderland. Deze strijd eindigde in 1288, met de slag van Woeringen. Reinoud leed een zware nederlaag, en werd gevangen genomen. Dit was terzelfdertijd een nederlaag voor de Duitse Keizer en sommige historici hechten aan de overwinning van Jan I evenveel waarde als aan de Guldensporenslag. Inderdaad maakte dit wapenfeit de latere vorming der Nederlanden mogelijk. Reinoud II (1326-1343) wist zich enigszins te herpakken, hij veroverde Tiel op Brabant, en werd in 1339 tot Hertog verheven door de Keizer en won veel invloed in het Oversticht. Onder zijn onmondige opvolger Reinoud III (1343-1371) braken de klassieke twisten uit tussen de Heekerens en de Bronkhorsten. De eersten waren de raden van de jonge Hertog, de andere de ontevreden Heren, die zich aansloten bij Gijsbrecht van Bronkhorst. Jaren duurde deze broederstrijd die eindigde met de overwinning van Eduard (1361). Wanneer deze eenmaal Hertog was moest hij strijd voeren tegen Holland, Kleef en Brabant. Hij stierf in de slag van Balsweiler. In hetzelfde jaar stierf Reinoud ook kinderloos. Nu volgt er een vinnige strijd voor de opvolging. Op een zeker ogenblik kamp Arnold van Egmond zelf met zijn eigen zoon Adolf. Van deze verwarring profiteert Karel de Stoute. Hij neemt Adolf gevangen en wordt de heerser van Gelderland. Na zijn dood gelukt het de zoon van Adolf, Karel van Egmond, zich opnieuw als Heer te laten huldigen (1492). Nu komt Gelderland in strijd met Maximiliaan van Oostenrijk en Filips de Schone. Dit is het begin van een langdurige oorlog, die gewoonlijk als de Gelderse oorlogen bestempeld worden. | |||||||||
Keizer Karel en de Gelderse Oorlogen.Keizer Karel stelde zich als levenstaak zijn Rijk een sterk gecentraliseerd bestuur te geven. De Hertog van Gelderland, Karel van Egmond, heeft zich daartegen krachtdadig verzet. Van 1516 tot 1543 werd tussen de beide Karels een verwoede strijd geleverd, die uiteindelijk in het voordeel van de grote Karel beslecht werd. Karel van Egmond slaagde er in alle tegenstanders van de Habsburgse Macht in de Noordelijke Nederlanden en allen die ontevreden waren over | |||||||||
[pagina 190]
| |||||||||
de toenemende centralisatie van het bestuur van Karel V onder zijn banier te scharen, tegen de Keizer. In Utrecht had de Keizer succes: in 1517 werd zijn neef Filips van Bourgondië er Bisschop en deze verdedigde krachtdadig de belangen van zijn vorst. De Habsburgse Stadhouders van Friesland, Floris van Egmond (tot 1521) en Schenck van Toutenburg, waren echter tegen het Gelders Garnizoen niet opgewassen. Grote Pies en andere kapers maakten de Zuiderzee onveilig en drongen zelfs diep in Holland door. De voortdurende oorlog werkte uitputtend en verschillende steden en edelen begonnen onderhandelingen met Karel V aan te knopen en in 1524 erkende Friesland definitief de Keizer als Heer. Karel van Gelderland had ondertussen niet stilgezeten. Stad en Land van Groningen had hem in 1522 erkend als erfheer en door de verovering van Twente en Coevorden drong hij zijn heerschappij aan Drente op. Door allerlei duistere redenen werd er nu een wapenstilstand gesloten tussen de twee kamphanen. Nu begon Overijsel te morren over de Gelderse heerschappij en in 1524 stond Karel van Egmond zijn aanspraken af aan de Utrechtse Bisschop. Het geld dat daarvoor moest dienen moest opgebracht worden door Utrecht, wat aanleiding gaf tot een hevige strijd in het Nedersticht (Utrecht). De patricische Raad der steden werd verjaagd en vervangen door een Gildenbestuur. Van deze toestand profiteerde Karel van Gelre en zijn Veldheer, de woeste Maarten van Rossum heroverde verschillende gebieden, drong met zijn troepen Holland binnen en plunderde 's Gravenhage. De Stadhouder Schenck van Toutenburg sloeg hard terug en onderwierp Overijsel. In 1528 kwamen het Oversticht en Utrecht terug aan de Keizer. Ook de Hertog was nu verplicht vrede te sluiten en hij mocht zich nog gelukkig achten wanneer hij Gelderland nog als leen van de Keizer mocht behouden. Groningen en Drente kreeg hij in erfelijk beheer, maar de Keizer werd zijn erfgenaam, tenzij hij kinderen zou nalaten. De Hertog zon op wraak en wanneer de Keizer moeilijkheden had in Denemarken nam hij de kans waar. Hij stelde een Gelders legertje ter beschikking van de Deense Kroonpretendent Christiaan III, dat tot in Appingedam doordrong. Maar de kans keerde. Stad en Land van Groningen waren de strijd moe en huldigden de Keizer als hun heer. Schenck veroverde Coevorden en Appingedam en weer moest de hertog vrede sluiten in 1536. Hiermee was de macht van de hertog gebroken en als een schamele vorst moest hij zich terugtrekken in zijn leen. | |||||||||
Gelderland voor de Prins van Oranje.De landen vervielen en door het verdrag van Venlo wordt Karel van Habsburg hertog van Gelre. Het land is ingedeeld in 4 kwartieren, die eigen bestuur en rechtspraak hebben. De hervorming heeft haar intrede gedaan en heeft onmiddellijk veel aanhangers. Van een strenge vervolging is hier geen sprake en ook de beeldenstorm gaat practisch onopgemerkt voorbij. Willem van Oranje is zijn bevrijdingsstrijd begonnen en veel Edelen sluiten zich bij hem aan. Wanneer zijn optrekkend Leger door Gelderland trekt openen | |||||||||
[pagina 191]
| |||||||||
de meeste steden hun poorten. Graaf Willem Van den Bergh trekt de Achterhoek binnen, vermeestert veel steden en verovert ook de Noordelijke Veluwe voor de Prins. Doch wanneer hij Friesland en Overijsel moet ontruimen durft hij bij de nadering van Alva ook niet in Gelderland blijven, dat tot in 1576 in het bezit van Spanje bleef. De Pacificatie van Gent brengt de kering. Veel bannelingen keren terug en drijven de Hervorming in Calvinistischen zin door. Toch blijft de meerderheid het oude geloof trouw. Door toedoen van de Prins wordt in 1578 Jan van Nassau als Stadhouder gekozen. Nu maakt het Calvinisme grote vorderingen. In 1580 moet Jan van Nassau aftreden, en Willem van den Bergh wordt verkozen in 1581. De Spaanse Macht is ondertussen weer groter geworden en Willem Van de Bergh treedt in onderhandeling met Parma en verraadt de Prins. In 1596 kan Maurits van Nassau terug Gelderland veroveren. Hij wordt Stadhouder en de toestand verbetert nu snel. Gelderland komt in de Gouden eeuw tot grote bloei. Het kent nog de Franse bezetting en wanneer de innerlijke strijd tussen de Patriotten en de Prinsgezinden losbarst in de 18ed eeuw, kiest het geestdriftig partij voor de Prinsgezinden. | |||||||||
Op tocht door Gelderland.Grote bossen strekken zich uit rondom Apeldoorn over Arnhem tot Wageningen en op verschillende plaatsen in de Achterhoek. Ten Zuiden van Nijmegen is er een woud dat ver over de Duitse grens gaat. Veel van deze bossen bestaan uit heel dicht bijeen geplante dennebomen. Deze bossen zijn een weldaad voor Gelderland. Ze zijn wonderlijk mooi en ze schenken arbeid aan een groot deel van de bevolking door de houtnijverheid. Op de Veluwe is de papiernijverheid zeer belangrijk. Hier bevinden zich de voornaamste Nederlandse papierfabrieken, terwijl er ook een levendige bijenteelt bloeit. Toch is Gelre nog hoofdzakelijk een akker- en weideland. Rijk en historisch zijn de steden, waarvan we er hier enkele aanstippen. Arnhem, de Tuinstad van Nederland bij uitnemendheid. Rond de vestingen werden in de 17de en 18de eeuw door verschillende grondeigenaren uitgestrekte landgoederen aangelegd en zo ontstonden er veel buitenplaatsen, parken en bossen. Nijmegen, het eeuwenoude Noviomagum der Galliërs; verbrand door Claudius Civilis, die eenmaal hier ‘knarsetandend’ stond op zijn vlucht voor de Romeinen; herbouwd door de Romeinse legeraanvoerder; de oude Keizersstad, een der lievelingsverblijven van Karel de Grote; ‘Gelders Lustoord van thans, de stad waar, als nergens in de Nederlanden, de tegenstelling zo sterk uitkomt tussen oud en nieuw, de stad die aan elke oorlog haar deel heeft gehad en de ‘weeën van de krijg’ heeft gevoeld. De andere steden Zutfen, Wageningen, Harderwijk, Nijkerk, Apeldoorn zijn even mooi en belangwekkend. Op tocht door Gelderland mogen we zeker niet nalaten ze te bezoeken.
LODE DE REYCKER. |
|