Golfslag. Jaargang 1
(1946-1947)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 134]
| |
De derde rondeIn het Juninummer van ‘Nieuwe Stemmen’ geeft Firmin van der Poorten enkele ophelderingen betreffende de constellatie en de strevingen van de jongste generatie.Ga naar voetnoot(1) Het trof me wanneer F.v.d.P. schreef: ‘Onze tendentie gaat naar een romantisch classisisme’. Terwijl I. Michiels in 't Juninummer van ‘Golfslag’, wanneer hij de nieuwe richting formuleerde, besloot: ‘Noem het neoromantisme, noem het neo-classisisme, ofwel... een romantisch classisisme, mij om het even’. Deze twee uitspraken vormen zowat de synthese van beide juniartikels. En wanneer F.v.d.P. schrijft: ‘Wij zijn overtuigd, dat elke schone en waarachtige kunst de Mens als vertrekpunt moet hebben’, dan lezen we bij I. Michiels: ‘Maar zeker is het dat De Mens zal zegevieren’. Dergelijke overeenkomsten stemmen wel tot nadenken en laten veronderstellen dat het generatiebewustzijn niet zo heel ver meer af is. Graag maakte ik, in alle vriendschap, enkele marginaliën bij F.v.d. Poorten's artikel. Hij schrijft o.m.: ‘Hiermee werd aangetoond dat elke louter vormelijke poëzie voor een kortstondig bestaan opgeschreven staat. Bedoeld wordt het Expressionisme dat na een decenium verzandde. (Ik geloof niet dat de Tachtigerbeweging, als homogeen geheel, er heel veel langer over gedaan heeft.) Ik ben akkoord dat woordacrobatie moet doodlopen. Ik vind het alleen spijtig dat ook ditmaal 't Expressionisme a.h.w. uitsluitend naar zijn uiterlijkheid beoordeeld werd. (Ik wees hier trouwens reeds op in mijn artikel over Ethiek.) Wanneer ik schreef dat onze ethiek niet met deze van de Expressionisten verschilt, dan sprak ik over... ethiek, doelend op het humanitair Ruimte-expressionisme zoals A. Demedts het nog noemt. Wanneer F.v.d.P. over de vorm van de huidige poëzie schrijft: ‘Ik weet wel, dat deze vormrehabilitatie een programmapunt was van de dichters die zich rond het tijdschrift Vormen geschaard hadden’, dan leunt hij enkel bij Vormen aan om de vormrehabilitatie. En met recht. Zij zijn de eersten geweest die het vormprobleem terug beklemtoond hebben. Hier lopen we echter weer het gevaar, zoals bij 't Expressionisme, louter naar de uiterlijkheid te zoeken. Ik kan niet nalaten me af te vragen of de uiteindelijke betekenis van Vormen wel in de vormrehabilitatie gelegen is. Voor mij ligt hun essentie in de voortdurende dualiteit tussen levensontvluchting en levensacceptie, een ethisch probleem. Men heeft gescholden en verweten. Men zag alléén de levensontvluchting, die men vitalisme, erotiek, enz., enz... noemde. Maar geen mens die gewaagde van hun levensacceptatie. Waarom noemde Verbeeck zijn bundel dan ‘Tusschen twee Werelden’? Waarom schreef De Vree zijn ‘Tour d'Ivoire’? Tot op heden heeft nog geen criticus het zwaartepunt in de verzen der Vormen-dichters juist bepaald en ik geloof dat er uiteindelijk meer kontaktpunten te vinden zijn tussen de Vormendichters en hun z.g. ‘antipoden’ dan ooit iemand heeft willen vermoeden. Wij weten bij voorbaat dat het geen Marnix Gijsen zal zijn die deze kontaktpunten zal komen situeren. Tot slot volgende passus van F.v.d.P.: ‘Een mens die overweldigd wordt door een cataclysme is niet in staat te schrijven’. Het gaat hier over de voorbije oorlog. Bezie 't letterkundig werk van tijdens en na de oorlog. Men zou wel zeggen dat thans nog een pyramidaler ramp over ons Vlaanderen gekomen is. Een mens door een cataclysme overweldigd, kan niet schrijven. Vraag dan eens aan Reimond Herreman hoe hij er toch nog in gelukt is tijdens de oorlog zijn walgelijk epicuristisch werk te schrijven. De auteur van ‘Vergeet niet te Leven’ moet wel geen cataclysme gekend hebben en dat noem ik even goed verraad als een gedicht op Hitler schrijven. Van levensontvluchting kan hier geen sprake zijn vermits Herreman ook nu, in vredestijd, nog steeds in 't zelfde schuitje zit. En wat dan gezegd van de karrevrachten verzetsliteratuur uit het Noorden, - ik bedoel natuurlijk niet de verzetsliteratuur die na de bevrijding gepubliceerd is, - ik geloof niet dat Holland ooit zoveel gerijmd heeft als tijdens deze gruwelijke oorlog! Zodanig zelfs dat Garmt Stuiveling in zijn werkje ‘Het nieuwe Geuzenlied’ van ‘een vlucht in het verbalisme’ spreekt. Zo zien we tevens hoe in het Noorden de kritiek op de verzetspoëzie loskomt. Bertus Aafjes en Koos Schuur schiften ongenadig, wijl hier in het Zuiden Jan Schepens als een Diogenes op zoek is naar verzetsdichters voor de Vlaamsche Gids. Tot zover deze losse korte van-de-hak-op-de-tak-nota's. Adriaan de ROOVER. |
|