Golfslag. Jaargang 1(1946-1947)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 132] [p. 132] Aan een Soldaat De nacht, de helsche nacht, en duizend stalen monden die in het duister huilen van een wreeden dood. Wie weet met hoevel scherpe, ongeziene wonden gij ligt te hunk'ren naar het lokkend morgenrood? Er knallen verre schoten uit verdoken ramen... Dë aarde aan uw gelaat geurt als uw vaderland, en gij herzegt de vele teêrgeliefde namen en voelt een schroeiend heimwee dat uw hart verbrandt. Dit is de wreede pijn: geduldig leêg te bloeden, terwijl de lente zingt boven uw koortsig hoofd, een teêr verlangen wekt en om uw mond een moeden en troosteloozen lach dien gij in snikken dooft. Het lokkend morgenrood vindt u ineengedoken met strakgebalde vuist, gelijk een slapend kind. U heeft de scherpe zeis meedoogenloos gebroken, maar zie: de trotsche vaandels steig'ren in den wind. FRANK MEYLAND. Vorige Volgende