Theateropvoeding
Het wordt hoog tijd, wanneer wij ons terug een theateropvoeding met standing willen eigen maken, over de verwarring der geldende begrippen in de toneelwereld te praten.
Deze verwarring werd hoofdzakelijk in het leven geroepen door toneelbeoefenaars, die nooit aan theater hadden moeten doen. Zij hebben het publiek voortdurend ‘beziggehouden’ en er niet aan gedacht, dat zij het innerlijk moesten beroeren en schoner maken. Het theater dient nu eenmaal een ‘gebeurtenis’ te zijn en voor wie niet in de eerste plaats zich zelf zoekt, is er bij deze gebeurtenis steeds werk genoeg om zich verdienstelijk te maken. Een gebeurtenis, omdat het deel uitmaakt van ons schoonheidsgevoel en het iets onmisbaars is geworden. Daarom ook is het heel natuurlijk, dat wij deze gebeurtenis zo volmaakt mogelijk moeten beoefenen, door het inzetten van onze hele persoonlijkheid: een concentratie van studie en liefde. Het is vanzelfsprekend dat in deze zin het toneel nooit kan beoefend worden als een tijdverdrijf, maar wel als een edel en heel dikwijls als een sociaal gebeuren. Ge ziet van hier, wat er in de eerste plaats van de regisseur wordt geëischt, al wordt hem nog altijd niet de taak toegeschreven die hem helaas toekomt. Ja, ik zeg: helaas! en ik krijg veel lust om de heer Gordon Craig tot vervelens toe te laten herhalen, dat de regisseur niet alleen een theatermensch, maar ook een soort hervormer dient te wezen en dit niet slechts waar het de vorm van een toneelstuk, zoowel artistiek als technisch, maar eveneens waar het de inhoud betreft. Streven naar adel is immers de kulturele verplichting van ieder mensch. De Nederlander Kees Spierings heeft dit reeds in 1934 verkondigd waar hij zegde: ‘... als het tooneel den mensch meer moed geeft, levenskracht, hem oprukt uit den sleur der alledaagschheid en doet leven op toppen van menschelijkheid, dan zal het tooneel zijn greep op het volk terugkrijgen’.
Kees Spierings moet in 1946 niet in het minst zijn mening herzien, maar ik wens er toch bij te voegen, dat ik geen ogenblik twijfel aan de heropstanding van het toneel in de bovengenoemde zin, al is het dan ook best mogelijk, dat dit in lengte van jaren geschiedt. En nu ik toch even op het zijpadje der malaise ben gesprongen, wil ik meteen de zwartkijkers een hart onder de riem proberen te duwen en er op te wijzen, dat het theater als geestelijk voedsel nooit geheel zal verdwijnen. Grif geef ik toe, dat er een tijdelijke zonsverduistering is waar te nemen, hoevele zonsverduisteringen heeft dit aardse tranendal echter niet moeten ondergaan in de loop der eeuwen? En telkens komt opnieuw de dageraad en het licht aangedreven. Ach - ja, het wordt ons wel angstig om het hart alle geestelijk leven door show, oppervlakkigheid, en door veel erger nog, te zien verdringen, maar wij moeten er nu eenmaal worstelend trachten doorheen te komen. Heeft de geschiedenis ons niet een Nero op de rug geladen die het circus; de bestoven ruiters en de gevechten der gladiatoren verkoos boven iedere uiting van innerlijke schoonheid en geestelijke veredeling? Het toneel vlamt op en brandt ook naar onder in hare asse, maar sterven doet het niet. En al mag het de waarheid heten, dat er momenteel meer drama in de krant is te vinden dan op het theater, er zullen toch altijd enkele dwazen zijn die steeds hun ontdekkingstocht hernieuwen.