Golfslag. Jaargang 1(1946-1947)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Uit het Dagboek van Gaspard Bart Adriaan de Roover 2 Oktober 1622. Harmen Kleuter lag, nog voor de nacht zijn einde kende, met negen trotsche schepen voor de wateren van Oostende. Toch kwam Jan Jacobsen onverschrokken uit zijn muit en zeilde met twee Spaansche barken de haven uit. Jan Jacobsen stond op de voorplecht en keek naar Harmens vloot, wijl hij kalm zijn maten een sneller vaart gebood. Maar admiraal Kleuter dwong Jacobsen tot den strijd. - De Spaansche barken vluchtten, al vloeken en tieren ten spijt. Zoo stond Jan Jacobsen alleen voor die Hollandsche macht, lijk altijd betrouwend op God en eigen zeemanskracht. Toen brak de hel los uit honderden dreunende monden, want Harmen Kleuters jongens vuurden wat ze vuren konden. Maar slag om slinger gaf Jan Jacobsen antwoord. - Die stond lijk een David wijdbeens aan bakboord. - En hij schoot juist dat weet die Hollandsche fregat, die zonk met een kogel vlak onder het kluisgat. En toen de sterren dien avond weer aan den hemel zaten, stond Jacobsen nog aan boord met twaalf levende maten. Daar was ik bij; en ik bad mijn akt van berouw, want Harmen Kleuter dreef ons geducht in het nauw. [pagina 17] [p. 17] ‘Nu komt het einde’ - zei Jan Jacobsen bedaard en hij streek met zijn hand langs zijn stoppelbaard. Wijl klommen de Hollanders op voor- en achtersteven en schreeuwden tot Jacobsen zich over te geven. ‘Bij God, Jan Jacobsen geeft niet gewonnen!’ en hij schoot zijn pistool door een der buskruittonnen. - Toen verging mij de wereld in scheurende knallen. - Maar vijftig Hollanders zijn mee de zee ingevallen. En ik leefde en sloeg naar het wrakhout met handen, die gruwelijk verschroeid in het pekelnat brandden. - Jan Jacobsens schip was verdwenen, maar naast mij rees de boeg van een Hollandsch fregat dat den naam Esperance droeg. En schimmen bogen en wierpen een touw naar omlaag, maar dat sneed in mijn palmen als een timmermanszaag. Ik beet in de koord en rees, maar viel met kramp in mijn nek; beet weer en rees hooger... toen viel ik in zwijm op het dek. Ik heb dat later in mijn dagboek geschreven; zoo blijft een gedachtenis verder leven. - ‘Voor Jan Jacobsen stierven vierhonderd te gaar, ik was toen nog scheepsjongen van zestien jaar.’ - Uit: INTREDE (in voorbereiding). Vorige Volgende