De namen van de dagen der week.
Zondag, gwijd aan de Zon.
Maandag, gewijd aan de Maan.
Dinsdag, bij de Romeinen ‘dies Martis’, dag van Mars, geheeten, (bij de Franschen Mardi, bij de Germanen de dag, gewijd aan den god Tius (Eng. Tuesday, oud Duitsch Tio) waarvan de Hoogd. ‘dienstag, Ned. Dinsdag.
Woensdag, dag van Wodan of Wuotan (oud Hoogd., Noorsch Odin) de stamvader der goden, de windgod, de god van de vruchtbaarheid en den krijg. Wodansdag, (Eng. Wednesday).
Donderdag (Duitsch Donnerstag, Eng. Thursday, Zweedsch Thorsdag, Deensch Thorsday), ter eere van den god Donar of Thor, die wolken en regen gebood en zich door bliksem en donder aankondigde. De Fr. benaming: ‘jeudi’ is gevormd uit het latijnsch jocis dies, de dag van Jupiter.
Witte Donderdag, de Donderdag voor Paschen, bij de Duitschers groene, bij de Franschen heilige Donderdag. Vette Donderdag (jeudi gras), Donderdag na Aschdag.
Vrijdag, gewijd aan Freia of Freya (oud Hoogd. Frouwá, d.i. heerscheres.
Zaterdag, gewijd aan Saturnus (Gr. Kronos) tijdgod, god en beeld van den allesverslindenden tijd.