werk er maar marginaal toe vindt doen. Dat kan ook moeilijk als je niet alleen als architect en stedenbouwer, maar ook onder meer actief bent als adviseur van een grote Amerikaanse uitgeverij, een Italiaans modeconcern en de Europese Unie. Dan valt slecht vol te houden dat je niets in de melk te brokkelen hebt.
Maar laten we voorbij de figuur die tijdens een publieksgesprek op de Nederlandse televisie vorig jaar de vraag gesteld kreeg ‘of hij God is’ bekijken waaruit de invloed op Nederland en de Nederlandse (architectuur)situatie zou kunnen bestaan.
Als Aldo van Eyck de eer toekomt in de jaren vijftig architectuur in een breed kader van kunst, filosofie en antropologie geplaatst te hebben - decennia voor ‘multiculturalisme’ zijn politieke lading kreeg - dan komt Rem Koolhaas de eer toe de moralistische en verstikkende bijverschijnselen van deze houding en beweging aan de kaak te hebben gesteld. De Nederlandse variant van de moderniteit midden vorige eeuw was volstrekt niet metropolitaans. Hij was gebaseerd op een totaal controleerbare en beheersbare sociale realiteit, waaruit iedere wanklank en elke ongelijkheid weggefilterd zou kunnen worden. Alles diende ‘humaan’ te zijn en tot menselijke maat (max. 1,80 meter) te worden teruggebracht. De afstand tot de neutraliteit, het avontuurlijke en onvoorspelbare, maar ook het onherbergzame en het gevaar van steden als Londen, Parijs en New York (later zouden daar Afrikaanse en Aziatische metropolen bij komen) was onoverbrugbaar groot. Totdat Koolhaas aannemelijk wist te maken dat de grootstedelijke cultuur een rijker en boeiender gegeven is dan dat waar de Nederlandse architectuur die toe had weten te reduceren. Daartoe zette hij gericht de bijl in de verabsolutering van kleinschaligheid en de ban op zoiets als hoogbouw (totaal anathema in de jaren zeventig en tachtig).
Direct hieraan gekoppeld was zijn introductie van een journalistieke, onderzoekende houding, die niet de discipline architectuur als vertrekpunt nam en neemt, maar het complex aan feiten, krachten en factoren dat het hier en nu uitmaakt. Daarmee werd het mogelijk voorstellen te formuleren die zich buiten de paden van de bestaande vakuitoefening bewogen, ontwerpen en verhalen te produceren die veel meer dan een antwoord op de gestelde vraag, een these over de huidige situatie zijn. Die houding en die methodiek gaven ook de mogelijkheid om buiten het mechanisme te treden van een architectuur die zich laat lezen als een eindeloze reeks toevoegingen van ideale werkelijkheden aan een chaotische en in diepste wezen inhumane wereld. Die kritiek op de reeks ontkenningen waar architectuur in Nederland (en ver daarbuiten) zich op baseerde, is van enorme invloed gebleken.